zaterdag 7 februari 2009

komt dat zien - lotta lundberg

Het is 1932. Glauer en Ka, een gewone en een hermafrodiete dwerg, werken in een freakshow op Coney Island - Glauer, de spreekstalmeester, heeft een akkoordje gesloten met dokter Couney: hij voorziet de dokter van lotgenoten voor gewaagde medische experimenten in ruil voor hulp bij de realisatie van zijn grote droom: naar Europa gaan en daar een eigen, hoogstaander artistiek gezelschap oprichten - ook dwergen moeten klein beginnen.

Glauer heeft zich tot leider van de dwergen opgewerkt omdat hij het beste beseft dat je je tekortkomingen kunt overwinnen door er iets bijzonders mee te doen. En omdat hij gemerkt heeft dat mensen een voorliefde voor vernedering hebben.

Hete grond

Uiteindelijk versieren Glauer en Ka, verkleed als kerstkabouter, een plaats op de boot richting Duitsland, waar ze Verner en Nelly leren kennen, respectievelijk de kleinste man ter wereld en een mulatdwerg.

Duitsland symboliseert de culminatie van de Europese beschaving en verlichting, maar er is net een nieuwe kanselier: Adolf Hitler. Aanvankelijk manifesteert hij zich als de apostel van de verandering, maar die verandering blijkt alleen voor de uitverkorenen weggelegd. De dwergen zien de intolerantie tegen wat anders is, escaleren; er komen razzia's, Joden worden gestigmatiseerd, zieken en gehandicapten verdwijnen en er gaan geruchten over eugenetische programma's.

'De mensen hier lijken langzaam maar zeker de rol van Faust op zich te nemen. Ze verkopen hun ziel, terwijl Mephisto in de coulissen staat te gniffelen', schrijft Glauer. De grond wordt hen te heet onder de voeten: op 20 april 1935, de 46ste verjaardag van Hitler, vertrekken ze naar Stockholm.

Daar heeft ene Bergsson een ministad voor dwergen ingericht waar ze in vrede en veiligheid kunnen samenleven. Alleen zijn de dwergen ook in zijn amusementspark een circusattractie; in hun stadje worden ze door het publiek geobserveerd in hun dagelijkse bezigheden.

Glauer beseft: 'Niemand is armoedig in zijn eenzaamheid. Het is de blik, altijd alleen de blik.' Stockholm is niet beter dan Berlijn of New York: uiteindelijk vinden de dwergen nergens het perspectief op waardigheid dat ze zochten.

Freaks

Lotta Lundberg toont in Komt dat zien de zwarte rand van de Zweedse heilstaat. De sociaaldemocratie verlangde zo naar een utopie dat de prijs quasi ongemerkt te hoog werd: er kwam een sterilisatiewetgeving en experimenten met eugenetica, en gezondheid - conformiteit aan de lichamelijke norm - werd het hoogste goed. Komt dat zien is een geslaagde spiegel van het burgerlijke milieu in de jaren '30.

Lundberg schetst een eenzaam universum zonder compassie en zonder god - want welke god schept monsters en freaks, mensen die alleen op de wereld zijn om uitgelachen te kunnen worden? Ze probeert postuum waardigheid te verlenen aan het leven van de dwergen, bij uitstek 'anders' dan 'de anderen'; ze heeft een monument opgericht tegen het vergeten - want het is zoals ze zelf zegt: 'Met iedere bibliotheek die gesloten wordt, raakt Zweden een beetje compassie kwijt'.

Lotta Lundberg / Komt dat zien / vertaling: Ydelet Westra / De Geus / 382p / recensie 'Dwergen kijken' gepubliceerd in De Standaard der Letteren