In de wereldliteratuur wordt grosso modo op drie manieren gestorven. Het kan plots en onverwacht. Het kan met het grote gebaar en de fanfare, à la Bovary. Maar het kan ook zoals sommige helden van Stendhal, die niet zozeer sterven dan wel zich laten doodgaan. Ze zijn dermate verheven boven het leven dat ze het gewoon kunnen loslaten.

De Italiaan, het hoofdpersonage uit de debuutroman van Sven Olov Karlsson, past in de derde categorie. Dat hij sterft, komt allerminst als een verrassing — dat staat zo in de ondertitel: ‘Roman over de dood van een vader'. Hij aanvaardt wat komt, al is dat niet min: zijn aftakeling is even pijnlijk als lang. Het begint met een longtumor, door asbest, maar er komen ook gezwellen in de lymfeklieren en de hersenen.

Drank

De bal gaat aan het rollen als Peter, de oudste zoon van de Italiaan, van zijn moeder de opdracht krijgt uit te zoeken wat er met zijn vader aan de hand is. Peter ontdekt een verborgen drankvoorraad, maar alcohol blijkt het gevolg en niet de oorzaak van het probleem: de Italiaan drinkt in stilte tegen de paniek. De lijdensweg van de Italiaan loopt over pieken en dalen, van operaties over herstel naar nieuwe complicaties. Zijn vrienden dansen mee op dat ritme, maar uiteindelijk blijven ze allemaal weg.

Karlsson heeft die verhaallijn verweven met herinneringen aan de familiegeschiedenis en het leven van de Italiaan — die overigens gewoon Karl-Erik heet, maar nooit is losgekomen van de naam die hij kreeg vanwege zijn mediterraanse uiterlijk. Hij mocht niet studeren om geen afgunst op te wekken of hoogmoedig te worden; hij trouwde laat en kreeg twee zonen; hij werd een uitstekende monteur en boer, en stond voor iedereen klaar.

Tubanen

Plots gaat het snel. Wanneer de persoonlijkheid van de Italiaan wegslijt door de hersentumor is het tijd om nog snel dank te betuigen en ervoor te zorgen dat niets ongezegd blijft. Dan is er de dood. En dan de constructie, wanneer de mensen beginnen te bellen: ‘Met elk telefoontje wordt de beschrijving van vaders dood zuiverder en serener.'

Is de roman het meesterwerk dat de Zweedse pers ervan maakte? Niet helemaal. Het is veeleer een belofte. Karlsson heeft een monument opgericht voor een vader. Dat monument heeft stevige fundamenten, maar er scheelt nog iets met de ornamenten.

Karlsson schrijft allesbehalve klagerig — hij wisselt geregeld van register en zorgt tijdig voor luchtigheid. Maar het duurt even voor het verhaal echt op gang komt en de scènes met de buitenaardse wezens zijn overbodig. De Italiaan denkt, met zijn beschadigde hersenen, dat zijn lichaam overgenomen is door Tubanen, buitenaardse wezens.

Wat blijft er over? Het op een na mooiste boek over een stervende boer dat wij kennen — net iets minder uitgepuurd dan het negentig jaar oude De boer die sterft van Karel van de Woestijne. Maar Karlsson kan gerust zijn: het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven.

Sven Olov Karlsson / De Italiaan / vertaling: Edith Sybesma / Prometheus / 320p / recensie 'De boer die sterft' gepubliceerd in De Standaard der Letteren