zaterdag 24 december 2011

eindejaarslijstje

Wat vond u het beste boek van het jaar?
Darlah (Podium) van Johan Harstad en Vader (De Geus) van Karl Ove Knausgård: de opwindendste Scandinavische stemmen spreken nog steeds Noors. Harstad en Knausgård incarneren met hun proza de essentie van de hedendaagse Scandinavische literatuur: de typische melancholie, de streekroman, christelijke thema's en maatschappijkritisch engagement. Bovendien schrijven ze fantastisch - hypnotiserend, verslavend, strak.
Daarnaast: De kaart en het gebied (Arbeiderspers). De output van Michel Houellebecq is relatief beperkt, maar wat hij doet, is vrijwel zonder uitzondering van hoge kwaliteit en bijzonder interessant. En, al is die eigenlijk op de valreep nog in 2010 gepubliceerd: Bonita Avenue (De Bezige Bij) van Peter Buwalda.
Het was al van Paul Verhaeghens Omega Minor geleden dat een Nederlandstalige roman nog zoveel indruk maakte. Buwalda heeft veel: de thema’s, de reikwijdte, de humor, de stijl.

Welk boek kreeg het voorbije jaar niet voldoende aandacht?
Met Knausgård komt het wel goed, maar het is een raadsel waarom Johan Harstad nog geen vedette is. Net als Buzz Aldrin en Hässelby bleef zijn Darlah (Podium) grotendeels onder de radar. Verder had The ask (Farrar, Straus and Giroux) van Sam Lipsyte dit jaar een Nederlandse vertaling verdiend. 'Hysterically funny … amazing', 'de eerste grote post-Irakroman', zegt de blurb. Daar is geen woord van gelogen.

Welke klassieker wil u in 2012 absoluut (her)lezen?
De wilde detectives (Meulenhoff) van Roberto Bolaño en Een samenzwering van idioten (Vassallucci) van John Kennedy Toole. Of Hoe worden landen welvarend?(ASP) van Adam Smith. Misschien kunnen we er echt nog iets van leren, in plaats van het als alibi voor deregulering te misbruiken.


Eindejaarslijstje gepubliceerd in Standaard der Letteren van 23/12/2011.

vader - karl ove knausgård

In het autobiografische en pijnlijk eerlijke Vader probeert de Noor Karl Ove Knausgård de dood van zijn vader te verwerken. De schrijver klokt af op een kloeke 445 pagina's. Het is daarmee een van de dunste boeken van zijn zes delen en 3.400 pagina's tellende romancyclus Mijn strijd. Hoofdonderwerp: het leven van de schrijver en de dood van zijn vader. Het leven dat het boek beschrijft is bijna doordeweeks, maar het relaas bepaald ambitieus en verslavend.
'Ik herinnerde me nauwelijks gebeurtenissen uit die tijd. De omgeving waarin ze plaatshadden, herinnerde ik me wel. Alle plekken waar ik was geweest, alle vertrekken waarin ik me had opgehouden, herinnerde ik me. Maar niet wat er was gebeurd', schrijft Knausgård. Hij kanaliseert zijn niet-aflatende stroom herinneringen via intuïtie en associatie.

Tussen de praktische vereisten van een leven met een zwangere vrouw en kleine kinderen door, probeert Knausgård te schrijven, maar hij is rusteloos. Geregeld onderbreekt hij zijn herinneringen voor uitweidingen over wat er toe doet: drank, dood, schoonheid, het goede vaderschap, kunst, taal, muziek, schrijven en, natuurlijk, meisjes.

In de tweede helft van het boek reizen Knausgård en zijn broer naar hun oma in Kristiansand, voor de begrafenis van hun vader. Knausgård beschrijft gedetailleerd en rauw zijn gevoelens. Hij huilt veel, maar lijkt niets te verwerken. Het huis blijkt een onleefbaar stort vol lege flessen en hun oma is incontinent, maar ze ruimen alles op. Het is een prima metafoor voor Knausgårds existentiële zoektocht. Want ondanks de monumentale dimensies van zijn proza zit er spaarzaamheid in, en beoogt hij er niet minder dan de essentie van het leven mee. Daarvoor moet hij mentaal puin ruimen, in omzwervingen die soms richtingloos lijken, maar dat nooit zijn.

Knausgårds unieke observatievermogen, brede blik en hypnotiserende vertelkracht geven zijn hoogstpersoonlijke verwerkingsproces een universele waarde. Vader is een mijlpaal in de autobiografische fictie, het werk van een fantastisch schrijver.
 
Karl Ove Knausgård / Vader / vertaling: Marianne Molenaar / De Geus / 445p / recensie gepubliceerd in De Standaard der Letteren van 16/12/2011

'Ik ben een stripfiguur in mijn eigen leven' - interview met Karl Ove Knausgård

Karl Ove Knausgård schreef een autobiografische romancyclus van 3.400 bladzijden, Min Kamp. Het eerste deel, Vader, werd onlangs in het Nederlands vertaald. Een gesprek met de controversiële Noor over outsiders, de kracht van de literatuur en nietsontziende eerlijkheid.

Karl Ove Knausgård (1968) is de koning van de onwaarschijnlijke bestseller. In 2004 was zijn op het eerste gezicht onverkoopbare theologische roman over engelen, Kaïn en Abel en Noach een bescheiden hype. De veeleisende, maar overdonderende roman werd vorig jaar in het Nederlands vertaald als Engelen vallen langzaam (DSL 26/11/2010).
Na vijf jaar stilte publiceerde Knausgård het eerste boek van een romancyclus met de uitdagende titel Min Kamp (Mijn strijd). Het won de prestigieuze Brageprijs en de Noorse minister van Cultuur, Anniken Huitfeldt, noemde het 'het beste verhaal over onze generatie'. Wat volgde, was een naar Noorse normen ongeziene literaire sensatie: honderdduizenden verkochte exemplaren en gevallen van milde hysterie waar de schrijver opdook. Dat eerste boek uit de cyclus is nu vertaald als Vader.
Tijdens het interview is de schuchtere Knausgård ontspannen. De dag erna wordt in Noorwegen het zesde en laatste boek van Mijn strijd gepubliceerd, maar hij hoeft er niet bij te zijn.Onvermijdelijk zou dat weer heisa veroorzaken, want het onderwerp van zijn romancyclus is controversieel: Karl Ove Knausgård zelf.
Familieleden en vrienden zijn allerminst geamuseerd door wat ze in uw autobiografisch werk als een schending van hun privacy beschouwen.
'Ik ben blij dat ik deze boeken heb geschreven, maar ik ben niet blij dat ik een stripfiguur ben geworden in mijn eigen leven. Ik zag dit niet aankomen. Ik beschouwde het als een experiment in realistisch proza, en dacht dat niemand geïnteresseerd zou zijn, zelfs mijn uitgever niet, omdat het zo privé is.'
'Ik hield er niet van om over mezelf te schrijven. Elke dag is een strijd geweest, maar ik denk dat er iets interessants in zit, iets dat te maken heeft met de grens tussen literatuur en leven. Ik zou het dus opnieuw doen, maar dan het liefst zonder de roem. Dat zou beter zijn.'
'Vader' gaat vooral over uw vervreemding van uw vader, die met een alcoholprobleem worstelde. Was zijn dood de ultieme aanleiding voor het boek?
'Ja. Daar wilde ik over schrijven. Niet zozeer over de dood zelf, maar over zijn dood. De collectieve verdringing van de dood door de maatschappij, waar ik ook over schrijf, is veeleer een metafoor voor andere dingen waar we niet over spreken. Dat onderdrukkingsmechanisme interesseert me. Iedereen heeft wel een alcoholicus in de familie. De ziektes, de schaamte: het bestaat overal. Alleen, er bestaat in de maatschappij geen manier om daar open over te zijn. In een roman kan dat wel.'
Het autobiografische 'Vader' lijkt niet voortgekomen uit een gebrek aan inspiratie, maar veeleer omdat u iets uit de weg wilde hebben om daarna verder te kunnen.
'De reden dat ik het niet als fictie schreef, is dat het niet werkte. Ik probeerde een verhaal over mijn vader te schrijven, drie of vier jaar na zijn dood, maar het lukte niet. Vervolgens schreef ik wat over mezelf, kleine stukjes, en zo begon het project, op een heel kleine schaal.'
 


Constructie van het zelf
Knausgårds bezwerende poging om via literatuur tot de kern van het leven door te dringen, vereiste een nietsontziende eerlijkheid. Vader is dan ook pijnlijk intiem. Als zijn vrouw hoogzwanger is, geeft hij toe dat hem dat niet bezighoudt. Na de dood van zijn vader legt hij uit hoe hij zijn onderbewustzijn probeert te manipuleren om hem zich alsnog positief te kunnen herinneren.
Kan het succes van het boek te maken hebben met de door sociale media gedomineerde tijdsgeest, waarin iedereen via 'status updates' de details van zijn leven prijsgeeft?
'Het boek en de sociale media hebben allebei te maken met de constructie van het zelf. Maar het succes van Mijn strijd heeft vooral te maken met herkenning, denk ik. Ik krijg brieven van uiteenlopende mensen die me hun eigen verhalen vertellen. Als je echt eerlijk probeert te zijn, voelen mensen zich daarmee verbonden. Bovendien is het hele project natuurlijk sensationeel.'
Helpt het succes u om de moeilijke balans te vinden tussen gezond zelfvertrouwen en nietsontziende zelfkritiek, waarover u in uw boek schrijft?
'Ik ben niet meer zo verlegen als vroeger bij journalisten of op een podium, maar in mijn privéleven is alles nog hetzelfde. Ik ben nog steeds hongerig naar appreciatie, maar die honger is onmogelijk te stillen. Hoe goed of hoe slecht het ook is: ik weet wat dit boek waard is. Ik probeerde zo snel te schrijven als ik kon om van mijn zelfkritiek weg te geraken. Daarin ben ik geslaagd, denk ik. Het resultaat lijkt behoorlijk, maar dat kon me niets schelen. Wat is uiteindelijk goede literatuur? Het is niet: goede zinnen. Het is iets anders. Lawrence Durrell (schrijver van 'The Alexandria quartet', red.) zei over schrijven: “Je moet jezelf een doel stellen, en dan ga je daarheen in je slaap". Ik denk dat het zo is.'
'Vader' is ook een affirmatie van de kracht van literatuur, de bevestiging dat elk leven waarde en belang kan krijgen.
'Dat is waar Mijn strijd om draait. Vaak dacht ik: dit is te klein, dit is te onbeduidend. Maar op hetzelfde moment weet ik ook: dit is ons leven.'
En waarover zou literatuur anders moeten over gaan dan over het leven?
'Dit boek is niet het verhaal van mijn leven, maar van een existentiële zoektocht naar betekenis. Wie in die richting gaat, passeert religie, mystiek, alles dat buiten de taal ligt. Dat ik daar in literatuur kan naar zoeken, is een van de redenen waarom ik schrijf.'
U schrijft uitvoerig over kunst in essayistische uitweidingen. In schilderijen zoekt u zuiverheid, schoonheid, oneindigheid. Geldt dat ook voor literatuur?
'Nee, literatuur en plastische kunst zijn verschillende dingen. Ik beschouw mezelf als een intuïtief schrijver. Mijn intuïtie leidt me ergens heen, en dan begint het analytische gedeelte. Ik zie geen letters, alleen beelden. Ik denk dat ik daarom zo naar schilderijen wordt getrokken, vooral naar existentiële schilders als Anselm Kiefer, Gerhard Richter, en de enigmatische, schizofrene Lars Hertevig.'
 


Hitler en Breivik
Vader is veel meer dan een hyperrealistisch, autobiografisch project. Knausgård beschouwt het schrijven als een manier om zijn verlangen naar beheersing te stillen. Maar de bevrediging van dat verlangen betekent meteen ook het einde van de literatuur, want ze impliceert dat de toekomst niet bestaat. Zonder toekomst geen utopie of literatuur, die altijd nauw met de utopie verbonden is geweest.
Wat u probeert te doen, is 'fictie met fictie bestrijden' om de utopie te vrijwaren. Het deed me denken aan Anders Breivik.
'Ik heb daarover geschreven in het laatste boek van Mijn strijd, in een essay van vierhonderd pagina's. Omdat ik de naam van mijn vader niet mocht gebruiken in Vader, raakte ik gefascineerd door de kracht van namen. Via Paul Celan, die in zijn laatste gedichten geen namen meer gebruikt, ga ik naar Hitlers Mein Kampf en Breiviks manifest. De opvallendste overeenkomst tussen die twee teksten is dat er geen “jij" is, alleen “ik", “wij" en “zij". Terwijl tussen het zelf en een “jij" net de ruimte ligt voor de roman.'
'Op het eiland Utøya zei iemand tegen Breivik: “Je mag me niet vermoorden". Dat was een jij, een gezicht, ogen. Hij overleefde. Dat heeft te maken met taal, hoe de maatschappij taalkundig is gestructureerd en wat het betekent om buiten de maatschappij te staan. Breivik stond erbuiten en werd dus niet gecontroleerd en gecorrigeerd. Ook de schrijver draait zich weg van de maatschappij. Dat interesseert me heel erg.'
Omdat Breivik zichzelf zag als utopisch schepper?
'Inderdaad, net als Hitler. God zei tegen Abel: “Waarom kijk je naar beneden? De zonde zal je bekruipen, en bovendien zie je dan de ander niet,. Maar Abel richt zich niet op en wordt door Kaïn vermoord. Dat zegt iets over wat het betekent binnen of buiten de maatschappij te staan, wat het is om jezelf te zijn. Daar gaat ook Mijn strijd over. De grenzen van de maatschappij zijn erg duidelijk - ik voel het in mijn lichaam als ik ze overschrijd. Als ik onmenselijk was, zou ik volledig eerlijk kunnen zijn; wie menselijk is, kan dat niet. De minuut dat Breivik beseft wat hij gedaan heeft, moet hij zelfmoord plegen.'
'Ik zie parallellen: hij en ik zaten in ons eentje te schrijven, sommige onderwerpen zijn dezelfde, onze culturele achtergrond ook. Hoe kon hij dat in godsnaam doen? Elke Noor moet die vraag voor zichzelf beantwoorden.'
Welk project komt er nu aan, na deze monumentale cyclus van 3.400 bladzijden?
'Er komen geen projecten meer aan, tenzij essays. Erkenning kan ook corrumperen, want ik moet ermee omgaan, en goed proza schrijven na dit. Nu heb ik een publiek, en dat moet ik proberen tevreden te stellen. Dat is nieuw voor mij.'
Interview gepubliceerd in Standaard der Letteren van 16/12/2011.