vrijdag 24 februari 2012

de laatste griek - aris fioretos

In 2009 greep De laatste Griek van Aris Fioretos, dat de voorbije zomer in het Nederlands verscheen, net naast de prestigieuze, naar Strindberg genoemde Augustprijs. De belangrijkste Zweedse literaire bekroning ging naar het magistrale Holocaustepos De onzaligen van Lodz van Steve Sem-Sandberg.
Alle verhoudingen in acht genomen delen beide romans enkele belangrijke thema’s: identiteit, constructie, gemis, documentatie. Bovendien leven er naast miljoenen Joden ook heel wat Grieken in de diaspora. De laatste Griek volgt het spoor naar Zweden. Aris Fioretos zelf is geboren in Göteborg, maar heeft, zoals ook al blijkt uit zijn naam, Griekse roots. Als Griek in het buitenland heeft hij zichzelf een rol bezorgd in zijn eigen roman – dat schrijft hij althans in zijn inleiding.
Het maakt allemaal deel uit van de mystificatie die aan de roman ten grondslag ligt. In de inleiding vertelt Fioretos dat hij na de dood van een zekere Kostas Kezdoglou een ’manuscript’ heeft gekregen van de overledene met de expliciete wens om het uit te geven. De inleiding is in die zin een aan Borges of Eco herinnerend commentaar van de schrijver van de roman op de verteller van de verhalen die samen de roman vormen.
Het manuscript is een verzameling van honderden registerkaarten, voornamelijk over de naar Zweden geëmigreerde Griek Jannis Georgiadis. Als geheel vormen die kaarten over Jannis een supplement bij de 12-delige Encyclopedie van vertrokken Grieken, een door Kostas’ grootmoeder Helena in 1922, naar aanleiding van een andere emigratiegolf, gestart project.
Voor alle duidelijkheid: ondanks de doorwrochte constructie met de indexkaarten, ondanks het postmoderne topos van het ‘gevonden manuscript’ en ondanks de academische adelbrieven van Fioretos, die als literatuurprofessor in Berlijn en aan John Hopkins gepokt en gemazeld is in de deconstructie, is De laatste Griek erg leesbaar.
Fioretos toont zich een exponent van de leesbare strekking van het postmodernisme, in de geest van de vroege Paul Auster en de late Nabokov, allebei auteurs die hij van het Engels naar het Zweeds heeft vertaald. Met Auster deelt Fioretos overigens twee opmerkelijke literaire thema’s: de fascinatie voor exhaustieve, dwangmatige documentatie, en het spelletje poker met dramatische afloop (zie Austers De muziek van het toeval).
De emigratie van Jannis mag dan al gekaderd zijn in de militaire staatsgreep van Georgios Papadopoulos van 21 april 1967 en het daaropvolgende zeven jaar durende Kolonelsregime, toch is de hoge inzet van een verloren pokerspel de directe aanleiding van zijn vertrek. Hij kiest voor Zweden omdat zijn grote liefde daar al woont.
Het leven van Jannis wordt middels de registerkaarten gefragmenteerd verteld, zonder al te strikte chronologie, met veel vooruit- en achteruitverwijzingen. Komen aan bod: het verleden van zijn familie in een klein dorpje in Griekenland, de historische gebeurtenissen die met de familiegeschiedenis verweven zijn en zijn voortschrijdende assimilatie in Zweden, maar ook de twijfel, de melancholie, de heimwee en het gemis waarmee die assimilatie gepaard gaat.
Het verhaal van Jannis geeft een aanduiding van wat het betekent Griek te zijn, en kan symbool staan voor de levensverhalen van geëmigreerde Grieken. Het is het resultaat van een droom de gemeenschap te herschapen.
Door de beperkte betrouwbaarheid van het geheugen is die herschepping uiteraard een constructie, met slechts een vaag onderscheid tussen feit en verbeelding. ‘De verbeelding is voor de Grieken altijd een vergif geweest’, schrijft Fioretos, maar uiteindelijk hebben ze het, net als poëzie, nodig om het leven verteerbaar te maken. Fioretos benadert zijn taal in elk geval alsof het poëzie is – hij heeft een opvallend rijke, soms bijna barokke en altijd indringende stijl, met een bijzonder talent voor beschrijvingen, en is tegelijkertijd lichtvoetig en relativerend.
Jannis wordt in de roman ‘de Zweedse Hercules’ genoemd – nu de gouden appels van de Hesperiden geplukt zijn en Cerberus uit de onderwereld is gehaald, kan het schrijven van de geschiedenis van vertrokken Grieken als het 13de werk worden beschouwd. Het resultaat, het verslag van een schier eindeloze en door haar ambitie bijna per definitie onmogelijke onderneming, is een even ongewone als interessante en geslaagde roman – zoals we, kortom, van een literaire Hercules mogen verwachten.


Aris Fioretos / De laatste Griek / vertaling: Hans Peter Westin / Querido /  357p