Onze recente herinneringen aan IJsland beperken zich veelal tot de crash van
ooit succesvolle banken als Kaupthing. Toen die bankencrisis uitmondde in een
economische crisis, liep het lelijk mis met het eiland. Zonder
overheidsingrijpen riskeerde het teruggekatapulteerd te worden naar de tijd die
Jón Kalman Stefánsson beschrijft in zijn roman Het verdriet van de
engelen: de late negentiende eeuw, toen IJsland economisch bijna exclusief
afhankelijk was van vis.
‘Het is ook hopeloos in dit land te
wonen', zucht het naamloze hoofdpersonage. De jongen is met postbode Jens over
land en zee op weg om brieven te bezorgenaan verafgelegen geadresseerden.
Stefánsson schuwt de stereotypering van de destructieve natuur allerminst:
bergen zijn ongastvrij, gletsjers onverbiddelijk, zeeën bitter koud, stormen
episch en mensen stuurs. ‘Als de duivel iets in deze wereld heeft
bewerkstelligd, afgezien van het geld, dan is het stuifsneeuw hoog in de
bergen', geeft hij als motto mee. Dat is meteen het verdriet uit de
titel.
De winter is zo radicaal dat kou vatten
levensbedreigend is. Dat was al het uitgangspunt van Hemel en hel, het
eerste deel van de trilogie waarvan Het verdriet van de engelen het
tweede is. Hemel en hel vertelt hoe Bardur, de beste vriend van de
jongen, tijdens het vissen sterft aan onderkoeling, en de jongen daarna helemaal
op de dool geraakt. Voor hij in Het verdriet van de engelen met Jens op
tocht vertrekt, wordt hij getroost en opgevangen in het dorp, tot hij weer op
krachten is. Hij leest er Othello, en leert over liefde en
vrouwen.
Literatuur speelt geen
onbelangrijke rol in deze trilogie. Bardur vergat in Hemel en hel zijn
warme jas omdat hij zo geboeid was door Paradise lost, en de reden voor
de lange postroute in Het verdriet van de engelen is dat mensen willen
kunnen lezen. Het veronderstelt een hooggestemde visie op literatuur: woorden
kunnen ‘het landschap van de mens' veranderen, en beïnvloeden de wereld.
Literatuur is troost bij Stefánsson: men draagt onderweg poëzie voor, boeken
worden uit brandende huizen gered, mensen willen ervoor sterven. Er is meer in
het leven dan alleen maar overleven.
Stefánsson ziet zich als
dichter. Hij bedient zich van een barokke, soms pathetische taal, geheel in lijn
met de omstandigheden van het verhaal. Door zijn focus op taal, die ongewoon is
in historische romans, en op de gedachten van en de relatie tussen Jens en de
jongen bekleedt Het verdriet van de engelen een unieke positie in de
hedendaagse Scandinavische literatuur, waar de geëngageerde historische roman
goed gedijt. Hier wordt geen stem gegeven aan een figuur die er voorheen nog
geen had, maar wordt met de tocht een overgangsrite volbracht. De
tijdsaanduiding blijft vaag en de personages worden niet uitgediept. Het zijn
archetypische figuren in een mythologisch landschap. Over alles hangt een
miserabilistische sluier.
In een
zeldzaam interview verklaarde Stefánsson: ‘Ik gebruik de poëzie, [...] de muziek
die ik diep in de taal hoor, om de woorden te vergroten, zodat ze zowel het
verstand als de emoties kunnen stimuleren'. Het verhaal is in deze roman bijna
bijzaak. Emotioneel gewonde jongen onderneemt gevaarlijke tocht in onmenselijke
omstandigheden: daarmee is alles gezegd. De waarde zit in wat andere auteurs als
ruis beschouwen: filosofische terzijdes, aforistische bemerkingen en veel
woorden. Ze werken als een mantra. Stefánsson smeert zijn zinnen uit als strepen
zalf op zere plekken. De onthaasting is hier boek
geworden.
Het verdriet van de engelen balanceert
voortdurend op de slappe koord tussen actie en beschouwing. Naarmate het boek
vordert, vindt Stefánsson beter zijn evenwicht met fascinerende anekdotes en een
tocht met een dode vrouw die herinnert aan William Faulkners As I lay
dying. Vooral daar fonkelt het talent dat van hem de belangrijkste IJslandse
schrijver maakt.
Jón Kalman Stefánsson / Het verdriet van de
engelen / vertaling: Marcel Otten / Anthos / 325p / gepubliceerd in De Standaard der Letteren, 20/04/2012