Sjón is het pseudoniem van de IJslandse schrijver Sigurjón Birgir Sigurðsson
(°1962). Het is niet alleen de afkorting van zijn voornaam, het betekent ook, niet
toevallig, ‘visie’. Hij debuteerde als poëtisch wonderkind op zijn zestiende en
heeft naast poëzie ook theater, libretto’s en romans gepubliceerd. Zelfs wie zijn
naam niet kent, kent wellicht iets van zijn werk, want hij schrijft ook songteksten
voor zijn jeugdvriendin Björk. De tekst van ‘Oceania’, het lied dat Björk zong op
de openingsceremonie van de Olympische Spelen in 2004, is van Sjóns hand, en ‘I’ve
seen it all’ uit Dancer in the Dark van
Lars von Trier leverde hem zelfs een Oscarnominatie op.
De hoofdfiguur van Uit de bek van
de walvis is de historische figuur Jónas Pálmason de Geleerde, een spokenjager,
dichter, natuurwetenschapper en genezer in het vroeg-zeventiende-eeuwse
IJsland. Jónas rekent op sociale promotie nadat hij een wraakzuchtige wandelende
dode heeft vernietigd, maar wordt integendeel naar een eiland verbannen wegens zijn alternatieve denkwijzen en methodes. Hij
wordt er weggeplukt door de grote wetenschapper Ole Worm en beleeft een
glorieperiode in Kopenhagen, maar wordt na zijn terugkeer uiteindelijk opnieuw
uit zijn vaderland verbannen.
Het verhaal speelt in 1635, op het einde van de Reformatie. Het
katholicisme is vervangen door een dogmatisch lutheranisme, dat volkswijsheid
en oude religieuze praktijken in de ban heeft gedaan. Als eclectisch
volkswetenschapper staat Jónas buiten de klassieke structuren van boeren,
handwerkers, academici en clerici. De tijd houdt niet van hem, en hij houdt
niet van de tijd. Jónas ziet een wereld in verval: hyperindividualisme, afstomping,
gebrek aan solidariteit. Zonder het katholieke weefsel voelen mensen zich ontheven
van hun verantwoordelijkheid om voor anderen te zorgen. De parallel met de
crisis in het hedendaagse IJsland is duidelijk.
Worm, die later lijfarts van de Deense koning Christian IV zou worden, is
de enige die de positie van een outsider als Jónas naar waarde kan schatten.
Tegenover het verval stellen beiden hun verlangen inzicht te krijgen in de orde der dingen. Door kennis over de natuur, geneeskunde en heidense
rituelen te verzamelen, beschrijven en classificeren, scheppen ze zelf orde.
De diepgewortelde IJslandse overtuiging dat de menselijke wereld
overloopt in de magische, heeft haar pendant in Sjóns ontdubbelde fictieve universum.
Het plastische realisme van zijn historische grondlaag wordt overkoepeld door
een magische bovenlaag. Die ongrijpbare mengwereld heeft nood aan verhalen, zodat
mensen kunnen begrijpen wie ze zijn. Jónas beseft dat de IJslandse mythologische
clichés – ‘eindeloze nachten, brandende sneeuw, walvissen zo groot als bergen,
trompetgeschal van doden in vulkanen en ijsbergen’ – lijken op ‘de verhalen die
wij, simpele lieden, onszelf vertellen als we proberen ons bestaan
begrijpelijker, draaglijker te maken’. Net als Jónas is Sjón zijn eigen
kosmogoon. Met verhalen probeert hij, enigszins in de lijn van zijn Zweedse
vakbroeder Torgny Lindgren, de werkelijkheid te stutten.
Hij adapteert daartoe rijkelijk Goethes Faust en bijbelse verhalen als Adam, de ark en de walvis, die hij
zichzelf laat voeden met duisternis, regen en noorderlicht. Als stichter van het
neo-surrealistische collectief Medusa is Sjón dan ook vertrouwd met de stelling
van André Breton dat wetenschap van voor de Verlichting alleen via poëzie en
mythes kan worden begrepen.
Uit de bek van de walvis is een bijzonder boek, een ambitieuze
maar ongrijpbare mix van poëzie, surrealisme, mythologie en geschiedschrijving.
De passage die Sjón put uit Jónas’ huiveringwekkende ooggetuigenverslag van de slachting
van een contigent Baskische vissers, is absoluut fantastisch. Toch is Uit de bek van de walvis geen
middeleeuws, maar net een erg modern, fragmentarisch verhaal. Diep van binnen
blijft Sjón een surrealist, maar bovenal is hij een volstrekt uniek schrijver, gegarandeerd
helemaal anders dan zowat iedereen die u al kent.
Sjón / Uit de bek van de walvis / vertaling: Marcel Otten / World Editions / 251p