zondag 11 oktober 2009

hässelby. het demonteren is begonnen - johan harstad

‘Ze vermoorden ons een voor een, Albert. Vergeet dat niet,' zegt Bertil Åberg tegen zijn zoon Albert. Het is zomer 1986, amper enkele maanden na een pijnlijke breuk in de Zweedse geschiedenis: de moord op eerste minister Olof Palme op 28 februari 1986. Met Palme stierf de laatste architect van ‘Het Volkshuis', de Derde Weg tussen kapitalisme en communisme, een hoeksteen van de Zweedse sociaaldemocratie.

Bertil is verbitterd omdat zijn zoon Albert de Stockholmse voorstad Hässelby ontvlucht is om te ontkomen aan de verstikkende vader-zoonband.

Albert kocht een interrailticket naar Hamburg, belandde via een excentrieke zakenman in Hongkong, miste op de terugweg zijn vlucht vanuit Parijs en werd daar in een park stapelverliefd op de Duitse Leni. Hij beleefde er de tijd van zijn leven: een sprankelende liefde met de geur van alle zomers uit zijn kindertijd.

Hoe domweg gelukkig Albert ook was, op een dag laat hij Leni achter om terug te keren naar zijn vader. Hij gaat in Hässelby werken in een elektronicawinkel, en incarneert zo zijn hele generatie, met ‘te grote ideeën en te bescheiden talenten', die ‘in de schaduw van de verroeste zuilen van Het Volkshuis' uiteindelijk genoegen nam met wat er te krijgen was.

Wanneer zijn vader sterft, is Albert 42. Hij maakt de balans van zijn leven op. Het overlijden van zijn vader is het einde van een onleefbare afhankelijkheid — en dat voelt als een bevrijding. Daarmee eindigt het wervelende eerste deel van Hässelby, dat Harstad in één gulp neergepend lijkt te hebben. Hij is in topvorm: hij maakt scherpe analyses over de welvaartsstaat, schrijft gulzig over de liefde en Arthur Koestlers theorie over het toeval, ziet daar een kosmisch sturend principe in, en goochelt als een taalvaardige tovenaarsleerling met intertekstuele en culturele verwijzingen.

Demon

Dan volgt er een totale omslag. Albert is nu wel vrij, maar hij is al 42. Zijn bevrijding komt te laat, want nu hij vrij is, kan hij niet meer weg — hij heeft de plaats van zijn vader ingenomen. Aan het firmament verschijnt een zwarte zon; Albert sukkelt in een depressie. Zijn fascinatie voor Koestler slaat om in paranoia, die gevoed wordt door vreemde gebeurtenissen: er schijnt licht op onmogelijke plaatsen, personen duiken onverwacht op en verdwijnen al even onverklaarbaar en de wetten van de fysica worden uitgedaagd. Zijn de visioenen, soms letterlijk uit Twin Peaks, en warrige ijlsequenties depressieve wanen, of net symptomen van een kristalhelder en ‘dieper', onwerelds begrip?

Het besef van een verspild leven heeft nood aan een ander ritme en een andere toon: Harstad kiest voor een claustrofobische intensiteit. De sturende rol van het toeval, het onmiskenbare onbehagen en de krankzinnige, maar door zijn interne samenhang wel volstrekt geloofwaardige logica doen bijwijlen aan Haruki Murakami denken.

Harstad laat alles uitmonden in een apocalyptische finale waarin Albert letterlijk zijn demonen tegenkomt. Zijn leven is, in tegenstelling tot wat hij dacht, niet onopgemerkt voorbijgegaan. Hij is een observatieobject dat ‘de verwachtingen' niet heeft waargemaakt, en het dus niet verdient in stand te worden gehouden.

De persoonlijke nederlaag van Albert is belangrijk voor het Zweden na Het Volkshuis. De perfect gestroomlijnde maatschappij heeft cohorten waarnemers gecreëerd: niemand doet of zegt nog iets — men kijkt alleen maar toe. Hässelby gaat over de tragische ethiek van de waarnemer die alles teloor ziet gaan, maar zelf niets onderneemt. Zelfs niet als het einde van de wereld eraan komt.

In die wisselwerking tussen petite histoire en groot verhaal ligt de kracht van Johan Harstad. Het is een heksentoer die hij ook al uithaalde in zijn debuutroman Buzz Aldrin, waar ben je gebleven?, waarin hij trouwens ook zijn hoofdpersonage in de meest afgrondelijke eenzaamheid een depressie liet doormaken.

Opoffering

Hässelby is geschreven met de schaamteloze ambitie die eigen is aan beeldenstormers. Harstad etaleert een fascinerend fatalisme in een tijd waarin de grote verhalen hun kracht hebben verloren. Hij laat je na een wilde rit op een emotionele roetsjbaan volledig ontregeld achter.

Hij bezit ook de meedogenloosheid van de groten. Albert Åberg verwijst naar de hoofdpersoon van een populaire Zweedse kinderboekenreeks. Harstad heeft hem, tot afgrijzen van vele Zweden, volwassen laten worden en met alle zonden van de wereld beladen. Door Albert op te offeren, kan hij zelf verder leven. Dat opent schitterende perspectieven.

Johan Harstad / Hässelby. Het demonteren is begonnen / vertaling: Paula Stevens / Podium / 350p / recensie 'Scherp en gulzig' gepubliceerd in De Standaard der Letteren