Karl Ove Knausgård (1968) is een literaire sensatie in Noorwegen. Al twee jaar houdt hij het land in de ban met zijn zesdelige — gefictionaliseerde — autobiografie Min Kamp. De lezers zijn gebiologeerd door het drieduizend bladzijden tellende boek met zijn provocerende titel en door Knausgårds verregaande exploraties van het privéleven van zijn vrouw, familie en vrienden.
De structuur
Engelen vallen langzaam is al even uitdagend. Het is een theologische fantasie van 574 pagina's over de aard der engelen, die bestaat uit verschillende romans in verschillende genres. In het kernverhaal raakt de elfjarige Antinous Bellori gefascineerd door engelen nadat hij in een bos twee exemplaren heeft zien baden en jagen. Met de controversiële studie Over de aard der engelen wordt hij later een toonaangevend theoloog.
Wanneer hij na meer dan veertig jaar een hele troep engelen ontdekt, stelt hij een ontluisterende degeneratie vast — de engelen onderscheiden zich in niets meer van dieren.
We lezen in Engelen vallen langzaam niet rechtstreeks het traktaat van Bellori, maar worden erover onderhouden door een anonieme verteller. Die reconstrueert het betoog en het leven van Bellori in een cultuurhistorisch en theologisch discours over engelen, waarin hij ook langs Newton, Thomas van Aquino en Augustinusen een resem andere exegeten en filosofen fietst.
Ook het Oude Testament is een belangrijke bron voor de verteller. In zijn verhaal over engelen springt hij van de zondeval naar Lot en weer terug naar Ezekiel en drukt hij zijn eigen stempel op twee succesnummers uit de Bijbel: Kaïn en Abel en Noach en de zondvloed. In de laatste vijftig bladzijden treedt de hedendaagse verteller zelf op de voorgrond. Hij doet het troosteloze relaas van zijn worsteling met zichzelf en een niet nader genoemde last op een afgelegen eiland.
De ambitie
Knausgård mikt heel hoog: hij wilde een roman schrijven over het gedrag van mensen en de natuur van de engelen (die meteen ook de vraag naar het goddelijke impliceert). In zijn zoektocht naar het hoe en waarom van de engelen doet Bellori de verschrikkelijke ontdekking dat God dood is — mens geworden, als mens gestorven. Dat had dramatische gevolgen voor de engelen: ze bleven alleen achter op aarde en zijn door hun waanzinnige verdriet steeds verder gedegenereerd, of: langzaam gevallen.
Tijdens die degeneratie veranderen ze geregeld van vorm om zich aan hun omgeving aan te passen — dat is meteen de verklaring voor de opvallende evolutie van afbeeldingen van engelen in de hele cultuurgeschiedenis. Ze eindigen als opdringerige meeuwen in het Noorwegen van de twintigste eeuw, wat de verteller doet besluiten dat God dood is en niets nog zin of betekenis heeft.
Knausgård toont in dezelfde beweging ook aan dat het Oude Testament in de kern actueel is. Door bekende Bijbelverhalen over te zetten naar een 19de-eeuwse Noorse setting, benadrukt hij hun tijdloosheid: de cherubijnen bewaken de weg naar de boom des levens, maar de mensen wonen er aan fjorden, eten suikerspinnen en schieten met geweren op nefilim (wezens die half engel, half mens zijn).
De stijl
Engelen vallen langzaam is een staalkaart van de vele registers en stijlen die de schrijver beheerst. In de schitterende openingsscène, waarin Bellori een mierenhoop vernielt, benadert Knausgård de afgemeten onvermijdelijkheid van Reve in Werther Nieland, terwijl zijn essayistische uitweidingen herinneren aan Borges, en zijn allesomvattende systeembouw aan Mulisch. Met gemak manoeuvreert hij van erudiete theologische uitweidingen naar natuurbeschrijvingen en sfeerscheppingen tot bijna achteloze hertalingen van uitgewoonde Bijbelklassiekers — alleen de groten kunnen die vandaag nog spannend houden. In de zuiver theologische passages loert de pedanterie soms om de hoek, maar Knausgård laat nergens de vaart uit het verhaal verdwijnen.
Engelen vallen langzaam is een volstrekt unieke, uitdagende en complexe pageturner. Soms zijn hypes terecht.
Karl Ove Knausgård / Engelen vallen langzaam / vertaling: Marianne Molenaar / De Geus / 574p / recensie 'Engelen vallen langzaam' gepubliceerd in De Standaard der Letteren
zondag 28 november 2010
zondag 11 juli 2010
de italiaan - sven olov karlsson
In de wereldliteratuur wordt grosso modo op drie manieren gestorven. Het kan plots en onverwacht. Het kan met het grote gebaar en de fanfare, à la Bovary. Maar het kan ook zoals sommige helden van Stendhal, die niet zozeer sterven dan wel zich laten doodgaan. Ze zijn dermate verheven boven het leven dat ze het gewoon kunnen loslaten.
De Italiaan, het hoofdpersonage uit de debuutroman van Sven Olov Karlsson, past in de derde categorie. Dat hij sterft, komt allerminst als een verrassing — dat staat zo in de ondertitel: ‘Roman over de dood van een vader'. Hij aanvaardt wat komt, al is dat niet min: zijn aftakeling is even pijnlijk als lang. Het begint met een longtumor, door asbest, maar er komen ook gezwellen in de lymfeklieren en de hersenen.
Drank
De bal gaat aan het rollen als Peter, de oudste zoon van de Italiaan, van zijn moeder de opdracht krijgt uit te zoeken wat er met zijn vader aan de hand is. Peter ontdekt een verborgen drankvoorraad, maar alcohol blijkt het gevolg en niet de oorzaak van het probleem: de Italiaan drinkt in stilte tegen de paniek. De lijdensweg van de Italiaan loopt over pieken en dalen, van operaties over herstel naar nieuwe complicaties. Zijn vrienden dansen mee op dat ritme, maar uiteindelijk blijven ze allemaal weg.
Karlsson heeft die verhaallijn verweven met herinneringen aan de familiegeschiedenis en het leven van de Italiaan — die overigens gewoon Karl-Erik heet, maar nooit is losgekomen van de naam die hij kreeg vanwege zijn mediterraanse uiterlijk. Hij mocht niet studeren om geen afgunst op te wekken of hoogmoedig te worden; hij trouwde laat en kreeg twee zonen; hij werd een uitstekende monteur en boer, en stond voor iedereen klaar.
Tubanen
Plots gaat het snel. Wanneer de persoonlijkheid van de Italiaan wegslijt door de hersentumor is het tijd om nog snel dank te betuigen en ervoor te zorgen dat niets ongezegd blijft. Dan is er de dood. En dan de constructie, wanneer de mensen beginnen te bellen: ‘Met elk telefoontje wordt de beschrijving van vaders dood zuiverder en serener.'
Is de roman het meesterwerk dat de Zweedse pers ervan maakte? Niet helemaal. Het is veeleer een belofte. Karlsson heeft een monument opgericht voor een vader. Dat monument heeft stevige fundamenten, maar er scheelt nog iets met de ornamenten.
Karlsson schrijft allesbehalve klagerig — hij wisselt geregeld van register en zorgt tijdig voor luchtigheid. Maar het duurt even voor het verhaal echt op gang komt en de scènes met de buitenaardse wezens zijn overbodig. De Italiaan denkt, met zijn beschadigde hersenen, dat zijn lichaam overgenomen is door Tubanen, buitenaardse wezens.
Wat blijft er over? Het op een na mooiste boek over een stervende boer dat wij kennen — net iets minder uitgepuurd dan het negentig jaar oude De boer die sterft van Karel van de Woestijne. Maar Karlsson kan gerust zijn: het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven.
Sven Olov Karlsson / De Italiaan / vertaling: Edith Sybesma / Prometheus / 320p / recensie 'De boer die sterft' gepubliceerd in De Standaard der Letteren
De Italiaan, het hoofdpersonage uit de debuutroman van Sven Olov Karlsson, past in de derde categorie. Dat hij sterft, komt allerminst als een verrassing — dat staat zo in de ondertitel: ‘Roman over de dood van een vader'. Hij aanvaardt wat komt, al is dat niet min: zijn aftakeling is even pijnlijk als lang. Het begint met een longtumor, door asbest, maar er komen ook gezwellen in de lymfeklieren en de hersenen.
Drank
De bal gaat aan het rollen als Peter, de oudste zoon van de Italiaan, van zijn moeder de opdracht krijgt uit te zoeken wat er met zijn vader aan de hand is. Peter ontdekt een verborgen drankvoorraad, maar alcohol blijkt het gevolg en niet de oorzaak van het probleem: de Italiaan drinkt in stilte tegen de paniek. De lijdensweg van de Italiaan loopt over pieken en dalen, van operaties over herstel naar nieuwe complicaties. Zijn vrienden dansen mee op dat ritme, maar uiteindelijk blijven ze allemaal weg.
Karlsson heeft die verhaallijn verweven met herinneringen aan de familiegeschiedenis en het leven van de Italiaan — die overigens gewoon Karl-Erik heet, maar nooit is losgekomen van de naam die hij kreeg vanwege zijn mediterraanse uiterlijk. Hij mocht niet studeren om geen afgunst op te wekken of hoogmoedig te worden; hij trouwde laat en kreeg twee zonen; hij werd een uitstekende monteur en boer, en stond voor iedereen klaar.
Tubanen
Plots gaat het snel. Wanneer de persoonlijkheid van de Italiaan wegslijt door de hersentumor is het tijd om nog snel dank te betuigen en ervoor te zorgen dat niets ongezegd blijft. Dan is er de dood. En dan de constructie, wanneer de mensen beginnen te bellen: ‘Met elk telefoontje wordt de beschrijving van vaders dood zuiverder en serener.'
Is de roman het meesterwerk dat de Zweedse pers ervan maakte? Niet helemaal. Het is veeleer een belofte. Karlsson heeft een monument opgericht voor een vader. Dat monument heeft stevige fundamenten, maar er scheelt nog iets met de ornamenten.
Karlsson schrijft allesbehalve klagerig — hij wisselt geregeld van register en zorgt tijdig voor luchtigheid. Maar het duurt even voor het verhaal echt op gang komt en de scènes met de buitenaardse wezens zijn overbodig. De Italiaan denkt, met zijn beschadigde hersenen, dat zijn lichaam overgenomen is door Tubanen, buitenaardse wezens.
Wat blijft er over? Het op een na mooiste boek over een stervende boer dat wij kennen — net iets minder uitgepuurd dan het negentig jaar oude De boer die sterft van Karel van de Woestijne. Maar Karlsson kan gerust zijn: het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven.
Sven Olov Karlsson / De Italiaan / vertaling: Edith Sybesma / Prometheus / 320p / recensie 'De boer die sterft' gepubliceerd in De Standaard der Letteren
zondag 11 april 2010
ik vervloek de rivier des tijds - per petterson
Per Petterson is een oeuvrebouwer. De Noorse romancier, een literaire ereklasser sinds hij voor Paarden stelen in 2007 de prestigieuze internationale IMPAC-prijs kreeg, heeft de krijtlijnen van zijn fictieve universum minutieus afgebakend. Het ligt in Noorwegen en Denemarken en is bevolkt met arbeiders en jongeren met communistische sympathieën. Er wordt veel gelezen, en mensen reizen er met de ferry — tussen haakjes: de ouders en een broer van Petterson stierven in 1990 met 156 anderen in een brand op de Scandinavian Star ferry.
Het opvallendste kenmerk van de meeste romans van Petterson is een hoofdpersonage met de naam Arvid Jansen. ‘Hij is niet mijn alter ego, hij is mijn stuntman. Er overkomen hem dingen die mij hadden kunnen overkomen, maar niet overkomen zijn', zei Petterson daarover in een interview met The Guardian.
Al vroeg in Ik vervloek de rivier des tijds, de nieuwste Petterson, zit de 37-jarige Arvid Jansen op de ferry tussen Oslo en Jutland — het is 1989 en hij volgt in een opwelling zijn moeder, die na de diagnose van maagkanker naar haar geboortestreek terugkeert om het nieuws te verwerken. Arvid wil haar steunen, troosten en nog zoveel vertellen — dat hij gaat scheiden van zijn vrouw, om maar te beginnen.
Het verhaal wordt aangedreven door de herinneringen die losgeweekt worden door de terugkeer naar Jutland. Arvid denkt terug aan hoe het vroeger was, met vier broers samen, en later met drie, omdat één broer veel te vroeg gestorven is; hoe hij rotzooide met het buurmeisje, daarna een vriendin kreeg, en nu pijn in zijn borst voelt en dwangmatig zijn ogen dichtknijpt bij het idee van een scheiding; hoe hij een Mao-poster op zijn slaapkamer had, en als jonge fabrieksarbeider de communistische revolutie uitdroeg; hoe zijn moeder hem de liefde voor film en literatuur bijbracht, maar hem verder niet begreep, en hoe hij desondanks nog steeds constant naar haar aandacht hengelt; hoe hij eigenlijk al zijn hele leven twijfelt aan haar liefde en nooit iets aan zijn vader heeft gehad. Ik vervloek de rivier des tijds is het delicate portret van een moeder-zoonrelatie.
Wurggreep
Per Petterson houdt er nergens een rechtlijnige chronologie op na. Het heden en het verleden gaan naadloos in elkaar over, tot ze in hun versmelting de tijd lijken op te heffen. De enorme klasse van Petterson schuilt in de nauwgezetheid waarmee hij op zoek gaat naar het bepalende moment in het leven van zijn personage, en dan loodrecht afdaalt naar de bodem van die seconde.
Het begrip van die ene seconde is belangrijk om opnieuw met het leven verzoend te geraken. Maar dat is geen eenvoudige opgave: er moet zoveel verzoend worden, en de wereld davert zo hard op zijn grondvesten dat zelfs de Berlijnse Muur is gevallen.
Arvids tragiek is bovendien dat hij terugkeert naar een bepaalde plaats om een bepaalde tijd opnieuw te beleven — de tijd toen de beslissingen nog keuzes waren, kansen nog gegrepen konden worden, en alles nog mogelijk was. Hij probeert zijn waardigheid te behouden in een groots gevecht tegen de wurggreep van ruimte en tijd, terwijl hij ten volle beseft dat tijd, ook al denk je alles onder controle te hebben, in een onbewaakt ogenblik toch altijd door je vingers glipt.
Ik vervloek de rivier des tijds is een sobere, krachtige en nazinderende beschouwing over afscheid, verlies en herinnering van een gelouterd auteur op de top van zijn kunnen. Er lopen vele scheuren door het fictieve universum van Per Petterson, maar zolang hij die scheuren perfect gedoseerd blijft dempen met diepmenselijkheid, tederheid en mededogen, kunnen wij niet anders dan ze heel voorzichtig koesteren. Het grote idee uitwerken op de kleine ruimte: in die beperking toont zich hier de meester.
Per Petterson / Ik vervloek de rivier des tijds / vertaling: Paula Stevens / De Geus / 249p / recensie 'Scheuren dempen' gepubliceerd in De Standaard der Letteren
Het opvallendste kenmerk van de meeste romans van Petterson is een hoofdpersonage met de naam Arvid Jansen. ‘Hij is niet mijn alter ego, hij is mijn stuntman. Er overkomen hem dingen die mij hadden kunnen overkomen, maar niet overkomen zijn', zei Petterson daarover in een interview met The Guardian.
Al vroeg in Ik vervloek de rivier des tijds, de nieuwste Petterson, zit de 37-jarige Arvid Jansen op de ferry tussen Oslo en Jutland — het is 1989 en hij volgt in een opwelling zijn moeder, die na de diagnose van maagkanker naar haar geboortestreek terugkeert om het nieuws te verwerken. Arvid wil haar steunen, troosten en nog zoveel vertellen — dat hij gaat scheiden van zijn vrouw, om maar te beginnen.
Het verhaal wordt aangedreven door de herinneringen die losgeweekt worden door de terugkeer naar Jutland. Arvid denkt terug aan hoe het vroeger was, met vier broers samen, en later met drie, omdat één broer veel te vroeg gestorven is; hoe hij rotzooide met het buurmeisje, daarna een vriendin kreeg, en nu pijn in zijn borst voelt en dwangmatig zijn ogen dichtknijpt bij het idee van een scheiding; hoe hij een Mao-poster op zijn slaapkamer had, en als jonge fabrieksarbeider de communistische revolutie uitdroeg; hoe zijn moeder hem de liefde voor film en literatuur bijbracht, maar hem verder niet begreep, en hoe hij desondanks nog steeds constant naar haar aandacht hengelt; hoe hij eigenlijk al zijn hele leven twijfelt aan haar liefde en nooit iets aan zijn vader heeft gehad. Ik vervloek de rivier des tijds is het delicate portret van een moeder-zoonrelatie.
Wurggreep
Per Petterson houdt er nergens een rechtlijnige chronologie op na. Het heden en het verleden gaan naadloos in elkaar over, tot ze in hun versmelting de tijd lijken op te heffen. De enorme klasse van Petterson schuilt in de nauwgezetheid waarmee hij op zoek gaat naar het bepalende moment in het leven van zijn personage, en dan loodrecht afdaalt naar de bodem van die seconde.
Het begrip van die ene seconde is belangrijk om opnieuw met het leven verzoend te geraken. Maar dat is geen eenvoudige opgave: er moet zoveel verzoend worden, en de wereld davert zo hard op zijn grondvesten dat zelfs de Berlijnse Muur is gevallen.
Arvids tragiek is bovendien dat hij terugkeert naar een bepaalde plaats om een bepaalde tijd opnieuw te beleven — de tijd toen de beslissingen nog keuzes waren, kansen nog gegrepen konden worden, en alles nog mogelijk was. Hij probeert zijn waardigheid te behouden in een groots gevecht tegen de wurggreep van ruimte en tijd, terwijl hij ten volle beseft dat tijd, ook al denk je alles onder controle te hebben, in een onbewaakt ogenblik toch altijd door je vingers glipt.
Ik vervloek de rivier des tijds is een sobere, krachtige en nazinderende beschouwing over afscheid, verlies en herinnering van een gelouterd auteur op de top van zijn kunnen. Er lopen vele scheuren door het fictieve universum van Per Petterson, maar zolang hij die scheuren perfect gedoseerd blijft dempen met diepmenselijkheid, tederheid en mededogen, kunnen wij niet anders dan ze heel voorzichtig koesteren. Het grote idee uitwerken op de kleine ruimte: in die beperking toont zich hier de meester.
Per Petterson / Ik vervloek de rivier des tijds / vertaling: Paula Stevens / De Geus / 249p / recensie 'Scheuren dempen' gepubliceerd in De Standaard der Letteren
zondag 31 januari 2010
zuivering - sofi oksanen
Zuivering speelt in Estland in 1992. De oude Aliide Truu ziet op het erf van haar boerderij een hoopje mens liggen. Tegen haar argwaan in haalt ze het meisje binnen om haar te helpen. Ze heet Zara en zoekt een schuilplaats na een spectaculaire ontsnapping uit de klauwen van twee vrouwenhandelaars.
De ontmoeting tussen Aliide en Zara is het hoogtepunt van het verhaal; het gesprek tussen de twee legt de gebeurtenissen van de voorafgaande decennia bloot en wisselt af met overgeleverde brieven, documenten en flashbacks naar cruciale periodes in de Estse geschiedenis: de bezetting door de nazi's en de communisten in de jaren 40, de repressie en uiteindelijk de onafhankelijkheid na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991.
De krijtlijnen van het verhaal: op het einde van de jaren 1930 trouwt Aliides zus Ingel met de door Aliide aanbeden Hans Pekk. Terwijl Hans, die de Duitsers niet slecht gezind is geweest, na 1944 moet onderduiken voor de sovjetrepressie, trouwt Aliide zelf met de lokale communistische partijbons Martin Truu.
Om aan de deportatie te ontsnappen, helpt ze op een bescheiden schaal mee aan de sovjetisering van Estland. Wanneer ze, als insider, te horen krijgt dat haar zus en nichtje gedeporteerd zullen worden, waarschuwt ze hen niet.
Opportuun
Zara probeert aan de uitzichtloze armoede te ontsnappen door als barmeisje te werken, maar wordt zo door vrouwenhandelaars in de prostitutie gedwongen. Wanneer ze kan ontsnappen, vlucht ze naar Aliide, de zus van haar grootmoeder.
Hoewel Aliide zichzelf gered heeft ten koste van anderen en hoewel er alternatieven waren voor de keuzes die ze heeft gemaakt, is ze toch schaamteloos vrolijk over haar eigen redding. De realiteit geeft haar als overwinnaar gelijk: zij is diegene die de bezetting en vervolging het beste is doorgekomen.
Net als het werk van Aleksandr Solzjenitsyn, de man die de wereld attent maakte op het bestaan van de goelags, gaat Zuivering over de prijs die mensen betalen om te overleven in een repressief systeem. Waarden als eerlijkheid en integriteit zijn waardeloos of zelfs contraproductief als het erop aankomt je eigen hachje te redden.
Een roman met deze ingrediënten loopt algauw het risico drammerig of schematisch te worden, maar dat is met Zuivering allerminst het geval. De paranoia is voelbaar tussen de regels van deze bijzonder spannende, filmische en rijk gedocumenteerde tragedie.
Sofi Oksanen / Zuivering / vertaling: Marja-Leena Hellings / Anthos / 336p / recensie 'De overwinnaar heeft gelijk' gepubliceerd in De Standaard der Letteren
De ontmoeting tussen Aliide en Zara is het hoogtepunt van het verhaal; het gesprek tussen de twee legt de gebeurtenissen van de voorafgaande decennia bloot en wisselt af met overgeleverde brieven, documenten en flashbacks naar cruciale periodes in de Estse geschiedenis: de bezetting door de nazi's en de communisten in de jaren 40, de repressie en uiteindelijk de onafhankelijkheid na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991.
De krijtlijnen van het verhaal: op het einde van de jaren 1930 trouwt Aliides zus Ingel met de door Aliide aanbeden Hans Pekk. Terwijl Hans, die de Duitsers niet slecht gezind is geweest, na 1944 moet onderduiken voor de sovjetrepressie, trouwt Aliide zelf met de lokale communistische partijbons Martin Truu.
Om aan de deportatie te ontsnappen, helpt ze op een bescheiden schaal mee aan de sovjetisering van Estland. Wanneer ze, als insider, te horen krijgt dat haar zus en nichtje gedeporteerd zullen worden, waarschuwt ze hen niet.
Opportuun
Zara probeert aan de uitzichtloze armoede te ontsnappen door als barmeisje te werken, maar wordt zo door vrouwenhandelaars in de prostitutie gedwongen. Wanneer ze kan ontsnappen, vlucht ze naar Aliide, de zus van haar grootmoeder.
Hoewel Aliide zichzelf gered heeft ten koste van anderen en hoewel er alternatieven waren voor de keuzes die ze heeft gemaakt, is ze toch schaamteloos vrolijk over haar eigen redding. De realiteit geeft haar als overwinnaar gelijk: zij is diegene die de bezetting en vervolging het beste is doorgekomen.
Net als het werk van Aleksandr Solzjenitsyn, de man die de wereld attent maakte op het bestaan van de goelags, gaat Zuivering over de prijs die mensen betalen om te overleven in een repressief systeem. Waarden als eerlijkheid en integriteit zijn waardeloos of zelfs contraproductief als het erop aankomt je eigen hachje te redden.
Een roman met deze ingrediënten loopt algauw het risico drammerig of schematisch te worden, maar dat is met Zuivering allerminst het geval. De paranoia is voelbaar tussen de regels van deze bijzonder spannende, filmische en rijk gedocumenteerde tragedie.
Sofi Oksanen / Zuivering / vertaling: Marja-Leena Hellings / Anthos / 336p / recensie 'De overwinnaar heeft gelijk' gepubliceerd in De Standaard der Letteren
zaterdag 16 januari 2010
de bijbel van doré - torgny lindgren
Kent u de Brit Stephen Wiltshire? Hij is een savant die na een korte helikoptervlucht een stad uit het hoofd gedetailleerd kan reconstrueren.
Torgny Lindgrens naamloze verteller in De Bijbel van Doré heeft een vergelijkbaar talent. Hij reconstrueert op basis van zijn herinneringen de meer dan 200 paginagrote illustraties die de Franse kunstenaar Gustave Doré in 1866 bij de Bijbel maakte. De man lijdt aan alexie, waardoor hij nooit heeft kunnen leren lezen en schrijven, en werd daarom van kleins af bijzonder aangetrokken door de woordeloze Bijbel van Doré. Die reconstructie is hij als zijn levenswerk gaan beschouwen, nadat zijn vader hem zijn exemplaar heeft afgenomen. Omdat hij niet kan schrijven en zijn verhaal toch niet verloren wil laten gaan, spreekt hij het in op een bandrecordertje. De roman van Lindgren is daar de transcriptie van.
In dat uitgangspunt zitten drie cruciale aspecten van het oeuvre van Torgny Lindgren (1938), een grand old man van de Zweedse literatuur: een Bijbelse thematiek, de grote kracht van woorden en de onbedwingbare behoefte van de mens om verhalen te vertellen.
De Bijbel van Doré is het laatste deel van een trilogie, die voorts de romans Het ultieme recept en Hommelhoning bevat, maar het past ook naadloos in de rest van Lindgrens oeuvre. Hij gebruikt het ruwe, door eenvoudige oerfiguren bevolkte landschap van Noord-Zweden als decor voor zijn uitgezuiverde thematiek van leven, dood, liefde, verraad en geloof.
De verteller begint zijn levensverhaal met zijn alexie. Omdat hij niet kan lezen, belandt hij in een tehuis voor onnozelen, hoewel er met zijn intelligentie weinig mis is. Hij heeft er de ruimte en de tijd om uit zijn geheugen illustratie na illustratie van Doré na tekenen. Dat is een titanenwerk, want in de Bijbel zit stof voor een heel leven, en de som van alle tekeningen van de Bijbel is God zelf. Wat de man weet en doet, heeft hij uit die Bijbel gehaald.
Mensen komen, mensen gaan, maar altijd blijft de verteller doorwerken, ook na de laatste tekening, want ‘als je je levenswerk hebt voltooid, dan is werken de enige troost die je rest'. Door allerlei jobs aan te nemen probeert hij ‘op zinnige en passende wijze de tijd te verdrijven', terwijl hij afwacht tot hij terugkrijgt wat hij is kwijtgeraakt en wat zijn leven zo heeft bepaald: de Bijbel van Doré.
De Bijbel van Doré is een oefening in berusting. De verteller aanvaardt het leven door het onvoorwaardelijke geloof in de genade, het besef van het ondoorgrondelijke van het geschapene en het belang van vertellen. Door verhalen te vertellen kan de mens de wereld proberen te begrijpen en in het beste geval zelfs enigszins beheersen. Dat klinkt ernstig, maar Lindgren bouwt genoeg ironische afstand in om alles verteerbaar te houden. Hij is de meester van de relativerende aforismen en hij haalt enkele prima grappen uit.
‘Niets mag irrelevant of duister zijn', legt Lindgren een journalist in de mond — dat is ook het uitgangspunt van de schrijver zelf. Torgny Lindgren is een stilist die veel schrapt in de overtuiging dat hij zo dat wezenlijke kan ontsluieren.
Torgny Lindgren / De Bijbel van Doré / vertaling: Lia van Strien / De Geus / 250p / recensie 'De Bijbel van Doré' gepubliceerd in De Standaard der Letteren
Torgny Lindgrens naamloze verteller in De Bijbel van Doré heeft een vergelijkbaar talent. Hij reconstrueert op basis van zijn herinneringen de meer dan 200 paginagrote illustraties die de Franse kunstenaar Gustave Doré in 1866 bij de Bijbel maakte. De man lijdt aan alexie, waardoor hij nooit heeft kunnen leren lezen en schrijven, en werd daarom van kleins af bijzonder aangetrokken door de woordeloze Bijbel van Doré. Die reconstructie is hij als zijn levenswerk gaan beschouwen, nadat zijn vader hem zijn exemplaar heeft afgenomen. Omdat hij niet kan schrijven en zijn verhaal toch niet verloren wil laten gaan, spreekt hij het in op een bandrecordertje. De roman van Lindgren is daar de transcriptie van.
In dat uitgangspunt zitten drie cruciale aspecten van het oeuvre van Torgny Lindgren (1938), een grand old man van de Zweedse literatuur: een Bijbelse thematiek, de grote kracht van woorden en de onbedwingbare behoefte van de mens om verhalen te vertellen.
De Bijbel van Doré is het laatste deel van een trilogie, die voorts de romans Het ultieme recept en Hommelhoning bevat, maar het past ook naadloos in de rest van Lindgrens oeuvre. Hij gebruikt het ruwe, door eenvoudige oerfiguren bevolkte landschap van Noord-Zweden als decor voor zijn uitgezuiverde thematiek van leven, dood, liefde, verraad en geloof.
De verteller begint zijn levensverhaal met zijn alexie. Omdat hij niet kan lezen, belandt hij in een tehuis voor onnozelen, hoewel er met zijn intelligentie weinig mis is. Hij heeft er de ruimte en de tijd om uit zijn geheugen illustratie na illustratie van Doré na tekenen. Dat is een titanenwerk, want in de Bijbel zit stof voor een heel leven, en de som van alle tekeningen van de Bijbel is God zelf. Wat de man weet en doet, heeft hij uit die Bijbel gehaald.
Mensen komen, mensen gaan, maar altijd blijft de verteller doorwerken, ook na de laatste tekening, want ‘als je je levenswerk hebt voltooid, dan is werken de enige troost die je rest'. Door allerlei jobs aan te nemen probeert hij ‘op zinnige en passende wijze de tijd te verdrijven', terwijl hij afwacht tot hij terugkrijgt wat hij is kwijtgeraakt en wat zijn leven zo heeft bepaald: de Bijbel van Doré.
De Bijbel van Doré is een oefening in berusting. De verteller aanvaardt het leven door het onvoorwaardelijke geloof in de genade, het besef van het ondoorgrondelijke van het geschapene en het belang van vertellen. Door verhalen te vertellen kan de mens de wereld proberen te begrijpen en in het beste geval zelfs enigszins beheersen. Dat klinkt ernstig, maar Lindgren bouwt genoeg ironische afstand in om alles verteerbaar te houden. Hij is de meester van de relativerende aforismen en hij haalt enkele prima grappen uit.
‘Niets mag irrelevant of duister zijn', legt Lindgren een journalist in de mond — dat is ook het uitgangspunt van de schrijver zelf. Torgny Lindgren is een stilist die veel schrapt in de overtuiging dat hij zo dat wezenlijke kan ontsluieren.
Torgny Lindgren / De Bijbel van Doré / vertaling: Lia van Strien / De Geus / 250p / recensie 'De Bijbel van Doré' gepubliceerd in De Standaard der Letteren
Abonneren op:
Posts (Atom)