Het boek rekent niet af met een collectief Zweeds trauma, het is niet van bijzondere talige schoonheid en het heeft geen typisch populair onderwerp. Toch is het zeldzaam onweerstaanbaar. Toegegeven: de personages zijn meeslepend en de opbouw is inventief, maar het bijzonderste is de opvallend juiste toon.

De honderdjarige man uit de titel is Allan Karlsson. Enkele uren voor zijn honderdste verjaardag in het bejaardentehuis zal worden gevierd, klimt hij op zijn pantoffels uit het raam. Voor hij op de bus stapt, steelt hij in het busstation een koffer, met als alibi zijn hoge leeftijd: ‘Als het leven overuren maakt, is het eenvoudig om jezelf vrijheden te veroorloven.' In de koffer zitten 50 miljoen kronen van een ‘criminele organisatie' die ver wil gaan om het geld terug te krijgen.

Kansloze missie voor een honderdjarige, lijkt het wel, maar Allan is kranig, bijdehand en pragmatisch genoeg om toch een kans te maken. Hij neemt de dagen zoals ze komen, lost de problemen op als ze zich stellen, en is onmogelijk uit balans te krijgen, als hij maar bijtijds een borrel krijgt – ‘drink nooit met een Zweed als je zelf geen Fin of in elk geval een Rus bent', zegt hij. En zijn aanpak werkt.

De gangsters die jacht maken op de koffer zijn ook gewoon pijnlijk ongetalenteerd en Allan krijgt op zijn vlucht hulp van sympathisanten. Een charmante amateurcrimineel, een mooie vrouw, een snackbaruitbater, een olifant: het is een kleurrijk gevolg. In dat opzicht is De 100-jarige man een sprankelende road novel: Allan en zijn nieuwe vrienden trekken door Zweden, in eerste instantie om te ontsnappen aan de criminelen, en in tweede instantie aan de politie, omdat er slachtoffers zijn gevallen.

Doorheen de 20ste eeuw

Daarnaast bevat De 100-jarige man nog een andere laag. Dankzij zijn leeftijd heeft Allan het grootste deel van de twintigste eeuw meegemaakt, en door een aaneenschakeling van onwaarschijnlijke, maar geloofwaardige toevalligheden heeft hij heel wat politieke sleutelfiguren uit die eeuw ontmoet. Dat hij in volle Burgeroorlog als ontstekingstechnicus in Spanje terechtkomt en daar het leven van Franco redt, is een goede generale repetitie – de rest van de eeuw is hij op het juiste moment op de juiste plaats. In Los Alamos met Truman, in China met Mao en Chiang Kai-shek en in Iran met de veiligheidspolitie van de sjah: Allan was erbij. In Rusland dineert hij met de vreselijke Beria en Stalin, in Noord-Korea fopt hij de jonge Kim Jong Il. In 1968 laat hij het rumoerige Azië voor wat het is en settelt zich in het rustige Parijs. Eenentwintig jaar later, ten slotte, is hij in de Sovjet-Unie.

Hoewel het naar het einde toe allemaal wat vergezocht wordt, tekent Jonasson Allans levensloop redelijk overtuigend uit, met een coherente interne logica en uiteraard met een royale portie suspension of disbelief. Hij biedt zelfs een amusant nieuw perspectief op enkele historische feiten als de haat tussen Johnson en De Gaulle en de mythische topontmoeting tussen Nixon en Brezjnev.

Onvermijdelijke vrolijkheid

Toch kan Jonassons krankzinnige uitgangspunt maar werken bij gratie van de geschikte toon. De 100-jarige man heeft niets van de grandeur of zwaarte die Scandinavische romans al eens kenmerken. Het is, integendeel, ontwapenend, pretentieloos en grappig, zonder ooit de dunne lijn met onnozel te overschrijden. Jonasson viseert de grinnik, niet de schaterlach.

De 100-jarige man die uit het raam klom en verdween leest alsof de scenaristen van Benidorm bastards samen met de gebroeders Coen de vorige eeuw hebben willen samenballen in een roadmovie: allerminst alledaags, maar het werkt wonderwel, en het leidt tot onvermijdelijke vrolijkheid. Het mag dan ook niet verwonderen dat de filmrechten van deze onweerstaanbare feelgoodroman intussen verkocht zijn.


Jonas Jonasson / De 100 jarige man die uit het raam klom en verdween / vertaling: Corry van Bree / Signatuur / 358p / recensie 'Antigif voor zuurpruimen' gepubliceerd in De Standaard der Letteren