‘Pas
op voor de liefde’, krijgt Lo van haar moeder te horen. Ze wordt opgevoed in de
veilige cocon van een familie die ‘het duister, de kou, de werkloosheid, de
muggen’ van Noord-Zweden heeft ingeruild voor ‘de vette klei en de korte
winters’ van het zuiden. Wanneer rond hun huis een zware veldbrand uitbreekt,
raakt de zesjarige in de koorts van de uitslaande hitte gefascineerd door de
jongen die zich te dicht bij het vuur waagt: Lukas, de dertienjarige zoon van
een Hongaarse immigrant. Alles wordt daarna anders.
De
twee kinderen spelen vaak in het leegstaande huis van de parelvisser dat ze in
het bos hebben ontdekt. Omdat ze altijd samen zijn, krijgt Lo thuis en op
school problemen. Haar familie loopt niet hoog met Lukas op, want ‘je moest
liefst van dezelfde soort zijn’. Hun leven is een ‘eeuwig doorgaand seizoen van
warmte en niet van elkaar te onderscheiden dagen’.
Ze
slapen ook samen, maar beseffen tegelijk dat dat alleen bij gratie van haar
kinderlichaam onschuldig kan blijven, want Lukas wordt puber. Samen spelen ze
scènes na uit de film die ze bij haar thuis hebben gevonden: A bout de
souffle . Lukas speelt de rol van Jean-Paul Belmondo, Lo die van Jean
Seberg.
Verlies
Anne
Swärd heeft enkele dialogen uit de film van Jean-Luc Godard overgenomen
in Het huis van de parelvisser . De roman lijkt op het eerste
gezicht te passen in een brede traditie van Scandinavische familieverhalen over
opgroeien, liefde en sterke vrouwen. Maar Swärd is doelgericht, verontrustend
en vooral universeel.
Het
huis van de parelvisser is doordesemd van een
besef van verlies. ‘Terwijl andere moeders hun dochters waarschuwden voor
verkrachters, ongewenste zwangerschappen en geslachtsziekten, hield ze me
altijd voor dat ik me aan niemand moest verliezen’, zegt Lo. De wereldvisie van
Lo en haar moeder kreunt onder het besef dat het paradijs verloren is. Na de
kindertijd begint het: ‘banen, liefde, heimwee en een visverwerkingsbedrijf of
IJsland dat lokte’, dan weer heimwee, en de dood.
Natuurlijk
loopt het fout met Lo. Eerst is er een vreemde nacht in een Deens hotel op haar
vijftiende verjaardag, daarna is er die ander, aan het ziekbed van Lukas’
vader. Zijn lichaam wordt door botkanker net zo ‘uitgehold als de koralen in
het huis van de parelvisser’. Swärd beschrijft knap de benauwdheid, de
constante vermoeidheid en de groeiende seksuele spanning bij Lukas.
Ze
haalt er nog eens A bout de souffle bij: ‘Je weet wat ze
zeggen – dat meisjes die met iedereen vrijen, niet willen vrijen met de enige
die van hen houdt’. Lo moet weg. Ze vertrekt, verraadt Lukas, ondanks alle
voornemens.
Puurheid
Lo
begint aan een odyssee van mannen, en ‘verlaat ze voordat ze minder prettige
kanten kunnen beginnen vertonen’. Het is de verwerkelijking van het leven dat
haar moeder alleen maar kon dromen, maar Lo zoekt eigenlijk niets meer dan de
puurheid van Lukas in het begin. Swärds focus op seksualiteit zet Lo’s
rusteloze monomanie goed in de verf.
Swärd
is een begaafd stilist. Ze beschrijft de verschroeiende zin- en doelloosheid in
het leven van Lo op een bedwelmende manier. Net als het personage van Belmondo
in A bout de souffle verkiest ze het niets boven het verdriet.
Maar een hartverscheurende anekdote over een man en een vrouw die een leven
lang vergeefs op elkaar wachten, legt bijna achteloos bloot waar het in deze
roman echt over gaat: trots en gemiste kansen, verliefdheid die bitterheid
wordt.
Swärd
suggereert dat kunst troost kan bieden. Boeken en films brengen Lo dichter bij
haar moeder, in een mix van tederheid en irritatie, terwijl net de slechte
relatie met haar moeder haar jaren eerder het huis uit had gedreven. Maar het
is onvoldoende om de geschiedenis een mooier slot te geven. De tijd, die
‘groeiende schuld, die niet af te betalen valt’, doet zonder verpinken zijn
corrosieve werk.
Anne Swärd / Het huis van de parelvisser / vertaling: Edith Sybesma / De Geus / 317p / gepubliceerd in De Standaard der Letteren, 9 november 2012
Geen opmerkingen:
Een reactie posten