zondag 22 juni 2014

ambulance - johan harstad

‘Waarom geven sommige mensen het gewoon op?’ vraagt Harstad zich in het nawoord van Ambulance af. Dat ligt in de lijn van het nawoord bij zijn geweldige roman Hässelby uit 2009, waar hij vaststelde: ‘Het lijkt bijna wel of we zijn opgehouden om voor elkaar te zorgen, zijn opgehouden rekening met elkaar te houden. Wij zijn bezig elkaar op te geven.’
De verhalen raken elkaar: hoofdpersonages uit het ene verhaal komen terug als nevenpersonages in andere, personages kijken naar dezelfde tv-programma’s en horen of zien dezelfde ambulance. Alle verhalen draaien rond eenzaamheid. Het is een sjabloon bij Harstads personages: ze hebben een vrij onbezorgde jeugd, beseffen dat hun leven volstrekt zinloos is, verzeilen in een depressie en proberen dan, eventueel, voorzichtig de ruïnes van hun leven te stutten. Die laatste fase is voor Harstad het bepalende moment: sommigen geven het op, anderen niet.
De vrouw die zichzelf in plastic heeft gewikkeld als verzegeling voor ze stikte (in het hartverscheurende verhaal ‘112’) heeft het al opgegeven, net als de man die, nadat hij zijn eigen kantoorgebouw heeft opgeblazen, onder het puin zijn gsm-batterij gebruikt om Snake te spelen in plaats van hulp te vragen (in het surrealistische ‘Nokia’). Maar de psycholoog die ’s avonds praat met de virtuele psychologe Eliza en niemand heeft om een valentijnskaart naar te versturen (in het treurige ‘Vietnam’), en de jongen die zijn zwemdiploma moet halen om naar dezelfde school te kunnen gaan als zijn anorectische vriendinnetje (in het mooie ‘Chloor’), die houden het nog even vol. Het anorectische meisje twijfelt nog: door niet meer te eten, is ze bezig te verdwijnen, maar de jongen houdt haar nog vast.
Rustig ademhalen
Het leven is niet gemakkelijk in Harstads universum. Om te beginnen biedt de liefde nauwelijks verlossing: wie nog niet verlaten is door zijn geliefde, kan dat binnenkort verwachten. Elk moment kan het wegglijden beginnen, kun je onzichtbaar worden voor de ogen van de andere. De student uit ‘Ik ga naar huis’ wil het liefste dat er nooit iets verandert, omdat anders het onvermijdelijke zal gebeuren. Bovendien tikt de tijd onstopbaar verder. De jongen die graven delft in zijn geboorteplaats, ziet een oude vriendin terug voor ze naar Tokio vertrekt voor een job. Hij beseft dat het te laat is, dat er geen tijd meer is, ook al zou hij eigenlijk niets liever willen dan meegaan (‘We blijven rock-’n-roll spelen, maar we gaan wel dood’). Harstad schrijft over dingen die niet noodzakelijk precies benoemd kunnen worden, maar wel ergens onderweg verloren zijn gegaan.
Harstad extrapoleert die problematiek naar de maatschappij, die geen echt antwoord biedt op fundamentele menselijke behoeftes als zorg, solidariteit en sociale cohesie. Het gevolg is dat mensen zich ontredderd terugtrekken in de schaduw van het leven, en verlangen naar onzichtbaarheid. Hoewel escapisme een constante is bij Harstad – naar de Faeröer in Buzz Aldrin, een Stockholmse voorstad in Hässelby, de maan in Darlah, Tokio of Stavanger in Ambulance – blijkt vluchten principieel zinloos. Er is maar één oplossing: ‘Het is gewoon een kwestie van volhouden. Je reddingsvest aantrekken, je drijvende houden, bij wijze van spreken. Rustig ademhalen. Het vliegtuig verlaten’.
Praatpleinen
Ambulance is geen vrolijk boek, maar is nergens volstrekt uitzichtloos. Niet toevallig sluit Harstad de bundel af met een prachtig verhaal over een weduwnaar die vanuit een luchtballon foto’s van hem met zijn overleden vrouw over Stavanger uitstrooit, vervolgens alle ballast overboord gooit en dan gewoon verder opstijgt, naar de hemel (‘Op weg’). Ook dat is Harstad ten voeten uit: altijd is er nog hoop, want alles houdt pas echt op als je opgeeft. En de alternatieven die hij aanreikt, zijn erg bereikbaar: voor elkaar zorgen, met elkaar praten en naar elkaar luisteren, het weefsel van de gemeenschap verstevigen, de heroïek van het alledaagse verkennen.
Het klinkt wollig, maar dat is het nooit – integendeel. Harstad gelooft dat hij lezers tot inzicht en actie kan brengen met woorden, door steeds op dezelfde nagel te kloppen. Maar het zou niet verbazen mocht hij, in navolging van een initiatief als de ‘geefpleinen’ van Jeroen Olyslaegers, ooit met ‘zorgpleinen’ of ‘praatpleinen’ pionieren.
‘Van alle boeken die ik tot nu toe heb geschreven, is dit het minst geredigeerd’, schrijft Harstad in zijn nawoord. Soms had dat nochtans geen kwaad gekund, want niet elk verhaal is even sterk uitgewerkt. Maar de innerlijke noodzaak primeerde. En het is indrukwekkend om te zien hoe de piepjonge Harstad hier al zijn pulserend, vitalistisch proza schrijft met lange zinnen vol komma’s, al is de techniek nog niet helemaal verfijnd. Het relevante, begeesterende, hartverscheurende en ontroerende, de verwijzingen naar de popcultuur, de soms surrealistische wendingen, de verwevenheid met grote maatschappelijke verhalen, het vermogen om lezers een verhaal binnen te trekken en niet meer los te maken: alle kiemen van Harstads schrijverschap zijn hier al, vaak opvallend matuur, aanwezig.
Perfect is Ambulance niet. Maar het is wel een sterke bundel korte verhalen, en het markeert passend de geboorte van een kolossaal, onstuimig talent. Daar kunnen vele anderen alleen maar van dromen.
Johan Harstad / Ambulance / vertaling: Paula Stevens / Podium / 199p / gepubliceerd in De Standaard der Letteren, 16/05/2014

Geen opmerkingen:

Een reactie posten