maandag 18 november 2013

nacht - karl ove knausgård

Amper enkele pagina’s ver in Nacht, het vierde deel van de zesdelige romancyclus Mijn strijd van Karl Ove Knausgård, krijgt het hoofdpersonage, de achttienjarige Karl Ove Knausgård, na een vluchtige blik van een mooi, blond meisje van een jaar of zestien, een erectie op de bus. Karl Ove zit links, op de op een na achterste plaats, naar het indrukwekkend desolate landschap te kijken, en het meisje zit schuin aan de andere kant van het middenpad. Maar Karl Ove stapt af in Håfjord, het meisje blijft zitten, en dat is dat.
De passage doet denken aan het fascinerende dagboek van de voormalige Engelse radioproducer Karl Pilkington, waar Ricky Gervais in een podcast fragmenten uit voorlas. Gervais hoopte op een nieuwe Samuel Pepys, maar kreeg vooral weinigzeggende notities over willekeurige voorbijgangers, Pilkingtons onvermogen tot romantiek, zijn nutteloze dagen en knettergekke uitvindingen te lezen. ‘Echt alles staat in het dagboek’, lachte Gervais. ‘Ik kijk uit naar het moment dat je schrijft: ingeademd, weer uitgeademd.’
Die vergelijking is oneerlijk en zelfs vilein ten opzichte van Knausgård, want het meisje speelt verder nog een kleine rol in het verhaal, Mijn strijdis geen komisch project en Knausgård is een verschrikkelijk getalenteerd schrijver, maar ze illustreert wel de strekking van Nacht, dat volledig in het verlengde ligt van Zoon, het derde deel: de schrijver wijdt tot in de kleinste details uit over zijn jeugd, wisselt relevante en noodzakelijke anekdotes af met veel mindere, en schaamt zich niet.
Na respectievelijk zijn vader, zijn huwelijk en zijn kindertijd behandelt Knausgård in Nacht zijn vormingsjaren tussen zestien en negentien jaar. Het zwaartepunt is het schooljaar dat hij, pas afgestudeerd op de middelbare school, naar het afgelegen Noord-Noorse Håfjord trekt om daar een jaar les te geven.
Projecties
Zijn droom blijft: debuteren als schrijver, in een grote stad wonen, schrijven, drinken, leven, en ‘een mooie, slanke, atletische vriendin hebben met donkere ogen en grote borsten’. Na de uren schrijft hij aan verhalen die later hun weg vinden naar zijn onvertaalde debuut en naar Engelen vallen langzaam. Omdat alcohol hem ‘een sterk gevoel van vrijheid en geluk’ geeft, drinkt hij zich geregeld een slag in de rondte. Alleen met de vrouwen worstelt hij.
Knausgård doet er ook na die vroege erectiescène verder niet flauw over: het zijn de jaren van zijn geilheid. Voortdurend is hij op zoek naar een meisje dat hem wil ontmaagden. Dat de meisjes (ruim) minderjarig zijn of in zijn klas in Håfjord zitten, is geen onoverkomelijk probleem, al beseft hij dat hij het risico loopt gek te worden of in de gevangenis te belanden terwijl hij kijkt naar ‘het slanke, vaste achterste, zo volkomen perfect gevormd’ van een leerlinge. Dat hij de koning van de vroegtijdige zaadlozing is, beperkt hem veel meer in zijn queeste.
Knausgård twijfelt in Nacht voor het eerst aan het waarheidsgehalte van wat hij vertelt. Sommige herinneringen zouden wel eens projecties kunnen zijn uit dromen of romans, om zichzelf op die manier centraal te kunnen stellen in het verhaal. Waar een bepaalde graad van emotioneel (en seksueel) exhibitionisme in de eerste delen van Mijn strijd een nevenproduct was, een prijs die Knausgård moest betalen voor zijn literair project, lijkt dat in Nacht voor het eerst een doel, een bewuste constructie. Er zijn opvallende parallellen te trekken met het vorig jaar verschenenWinterlogboek van Paul Auster, dat evenzeer vol onbelangrijke details stond en een bepaald gênante constructie over het eigen lichaam was. Het verschil: waar Auster zijn seksuele verleden verheerlijkt, schrijft Knausgård zichzelf sardonisch de grond in.
Zinloos
Het past voor Knausgård in zijn ambitie om een groot schrijver te worden, om de wereld wat te laten zien. En die alomtegenwoordige ambitie is, samen met zijn vitalistische appetijt in het leven, zijn besluit om, in het volle besef van de zinloosheid van alles, vooral de beker van het zinloze tot op de bodem te ledigen, het interessantste aspect van Nacht.
Nacht is beter dan Zoon, het vorige deel, omdat Knausgård een (intellectueel) interessantere leeftijd heeft, maar minder interessant danVader en Liefde, omdat zijn reikwijdte beperkter is, zijn onnavolgbare essayistische uitwijdingen nagenoeg ontbreken en het nieuwe er intussen ook wel een beetje van af is. Nacht is als Vrijheid van Franzen en 1Q84van Murakami: een prima geschreven, bovengemiddeld entertainend verhaal van een superieure schrijver dat weliswaar schijnbaar eindeloos kan doorgaan, maar waaruit helaas, vooral aan lezerszijde, de urgentie stelselmatig verder verdampt.

Karl Ove Knausgård / Nacht / vertaling: Marianne Molenaar / De Geus / 478p / gepubliceerd in De Standaard der Letteren, 18/10/2013

Geen opmerkingen:

Een reactie posten