vrijdag 29 november 2013

poolzomer - anne swärd

Zweden hebben een intense relatie met hun zomer. Waar Zuid-Europeanen zich een achteloze houding tegenover eindeloze warme dagen kunnen veroorloven, precies omdat ze er zoveel hebben, vereist de zomer in Scandinavië een bewustere omgang. Omdat hij zo kort is en zo erg afsteekt tegen de koude rest van het jaar, zijn de verwachtingen torenhoog. Wie noordelijk genoeg gaat, komt zelfs in streken waar het in de zomer nooit helemaal donker wordt. Het is ‘alsof de zee overdag licht opzuigt en het ’s nachts uitstraalt. Alles geeft licht’, schrijft Anne Swärd in haar debuut, Poolzomer, dat in de noordse hondsdagen een ideaal decor vindt.
Van Swärd verscheen vorig jaar al het mooie, broeierige Het huis van de parelvisser, dat eigenlijk ook alleen maar in de zomer kon spelen. Ze vertelde er het trieste verhaal van de liefde tussen twee kinderen, losjes gemodelleerd op A bout de souffle van Jean-Luc Godard.
Net als in Het huis van de parelvisser is het hoofdpersonage vanPoolzomer een beschadigde jonge vrouw. Kaj is 23 en een zorgenkind. Als haar (niet-biologische) moeder aan haar denkt, heeft ze altijd ‘een schaduw om de mond’, van de zorgen. Kaj foltert dieren en verzamelt spullen, ter compensatie van wat is verdwenen: haar vader Jack, die ‘spoorloos door haar heen [is] gegaan, alsof hij bang was om iets van zichzelf te verliezen’ en die haar bij de moeder van zijn andere kinderen heeft ondergebracht, en haar favoriete halfbroer Kristian, op wie ze weinig verholen verliefd is, maar die door spanningen met zijn broer Jens al twee jaar niet meer thuis is geweest. Wat ze precies verzamelt, verandert steeds, maar de leegte laat zich niet materieel vullen.
Een bittere pil
Omdat moeder Ingrid een verre reis maakt met Jens, is Kristian nog eens naar huis gekomen, om op Kaj te passen. Maar net als in Het huis van de parelvisser is de plot van Poolzomer bijna bijzaak. Het is meer een verkenning van de dynamiek van een disfunctionele familie, een aangrijpende verbeelding van uitzichtloosheid, van benauwdheid en onderhuidse seksuele spanning, van verliefdheid die bitterheid wordt ook.
Swärd is groots in de beklemming. Dat uit zich in het levenspatroon van Kaj, die alleen maar in haar vaste cirkels loopt, in en rond het huis of in de zee. Meer leven is er nauwelijks. Ze ‘loopt door de kamers alsof ze slaapwandelt in het late zonlicht (...), alsof ze iets zoekt waarvan ze niet meer weet waar ze het heeft neergelegd’.
Maar ook het tragische lot van hun zomerburen benauwt: eerst konden ze geen kinderen krijgen, dan namen ze een hond, en uiteindelijk vergasten ze zichzelf in de auto.
Verloren tijd
Swärd vertelt Poolzomer als een mozaïek. Door voortdurend van vertelperspectief te wisselen, gunt ze alle personages hun eigen visie op de gebeurtenissen. Daaruit blijkt vooral hoezeer de schaduw van de afwezige vader Jack nog over hun levens hangt – de onherstelbare schade bij Kaj, de onverwerkte haat-liefdeverhouding bij Ingrid, de ostentatieve desinteresse bij Kristian. Net wanneer Jack weer opduikt, valt alles in duigen door de in de openbaarheid gekomen relatie tussen Kristian en zijn schoonzus Lisette.
Poolzomer is een kleine roman met een groot thema. Swärd is een uitstekend sfeerschepper en zalft met mooie, bijna achteloze observaties, maar haar kernthema, de allesverterende doelloosheid van het leven, wordt er niet door verguld. Integendeel, de combinatie met het besef dat bovendien ook de tijd onomkeerbaar verstrijkt, ‘ook als je net doet alsof dat niet zo is’, maakt de pil nog bitterder. Geen reden hebben om te leven, er geen specifiek plezier aan ontlenen, en toch spijt hebben dat de verloren tijd niet meer terugkeert: ziedaar de pijnlijke paradox waarbinnen Swärd met stijl opereert.
Anne Swärd / Poolzomer / vertaling: Edith Sybesma / World Editions / 254p / gepubliceerd in De Standaard der Letteren, 22/11/2013

Geen opmerkingen:

Een reactie posten