‘Je
zou je Herinneringen moeten schrijven, zei de uitgever. Dat kan ik niet, zei
ik. Ik heb geen herinneringen.'
De
zinnen waarmee Torgny Lindgren zijn autobiografische roman Herinneringen opent,
zijn meer dan een boutade. De 74-jarige Lindgren is er trots op dat hij een
halve eeuw van zijn verbeelding heeft geleefd, en hij hoedt zich ervoor die
verbeelding als herinneringen te bestempelen. Herinneringen veronderstellen een
geheugen, en dat is niet meer dan een constructie, iets wat mensen hebben
verzonnen omdat ze behoefte hebben aan geschiedenis en verhalen. De reden
waarom hij inspeelt op die behoefte, is allerminst commercieel. Hij schrijft om
de geheimen van het bestaan te ontsluieren.
Ondanks
zijn initiële weigering dringt zijn uitgever aan: ‘Geef me eens één zinnige
reden […] waarom je niet eindelijk een boek zou schrijven waar we je
daadwerkelijk om gevraagd hebben? In plaats van al die krankzinnige
vertellingen waarop we helemaal niet zaten te wachten.' En Lindgren begint
voorzichtig te vertellen: over zijn kleurrijke grootvader, die vanuit de rugwervels
door de kanker werd aangevreten; over de van de aardbodem verdwenen tante
Hildur, die na vele jaren zonder bericht vanuit Canada plots om iets banaals
als een recept vroeg; over zijn van het geloof afgevallen vader; over zijn
stervende moeder, die, net als hijzelf, altijd overal ‘vreemd volk' is geweest,
maar die wel blij was dat hij ‘ondanks alles' in zijn levensonderhoud kon
voorzien; over zijn bevreemdende ontmoetingen met andere schrijvers, onder meer
in de Zweedse Academie, waar Lindgren al meer dan twintig jaar stoel negen
bezet.
García
Márquez
In
zijn recensie van de wonderlijke roman Het licht (1996)
vergeleek de Nederlandse schrijver Bernlef Lindgren met de grote
Zuid-Amerikaanse verteller Gabriel García Márquez, ‘maar dan kouder'. Daar zit
veel in: beiden verkiezen het goede verhaal boven iets onbereikbaars als ‘de
waarheid', en hun verhalen spelen op mythische plaatsen, respectievelijk
Macondo en het platteland van Västerbotten.
Beiden
zweren ook bij een opgewaardeerde vorm van realisme, iets dat weliswaar vanuit
de werkelijkheid vertrekt, maar ze tegelijk verrijkt – we zouden het ‘magisch
realisme' kunnen noemen, als die term niet zo was gecontamineerd door Hubert
Lampo. De grens tussen echte herinnering en fantasie is bijna altijd onduidelijk.
Lindgrens Herinneringen heeft
dezelfde status als Herinneringen aan mijn droeve hoeren van
García Márquez: een bijna achteloze proeve van meesterschap van een schrijver
aan het einde van zijn loopbaan. Amper 188 pagina's volstaan om te zeggen wat
nog gezegd dient te worden, en het ‘verhaal' dient vooral als kapstok om alle
thema's in een synthese bijeen te brengen.
‘Eigenlijk
[…] schrijf ik helemaal niet over de dingen waarover ik schrijf! De stof is een
bijzaak, een futiliteit. De vorm is de hoofdzaak!', schrijft Lindgren. De vaak
ontroerende anekdotes in Herinneringen vertonen schijnbaar
niet al te veel samenhang, maar putten wel uit de bronnen van zijn oeuvre van
intussen meer dan dertig titels: dood, aftakeling, de genade, de
onbetrouwbaarheid van het geheugen.
Toch
is het zeker geen treurig boek. Lindgren permitteert zich grapjes met de vorm.
Over een jeugdherinnering schrijft hij dat hij zich toen piekfijn opkleedde,
omdat hij wist dat er in Herinneringen over hem zou worden
geschreven. Maar vooral is er zijn kenmerkende toon, zijn droge, berustende
humor. De plattelandsmensen die zijn herinneringen bevolken, zijn vaten vol
gerijpte, te citeren wijsheid.
‘Ik
heb ze bijna allemaal in mijn jeugd al voltooid. Nu moet ik ze alleen nog naar
eer en geweten opschrijven', zegt Lindgren over zijn eigen boeken. Op het einde
van Herinneringen ordent hij nog wat onderwerpen voor volgende
romans. Hopelijk kan hij ze nog allemaal schrijven.
Torgny
Lindgren / Herinneringen / vertaling: Lia van Strien / De Geus / 188p /
gepubliceerd in De Standaard der Letteren, 11 januari 2013
Geen opmerkingen:
Een reactie posten