donderdag 15 augustus 2013

herinneringen - torgny lindgren

‘Je zou je Herinneringen moeten schrijven, zei de uitgever. Dat kan ik niet, zei ik. Ik heb geen herinneringen.'
De zinnen waarmee Torgny Lindgren zijn autobiografische roman Herinneringen opent, zijn meer dan een boutade. De 74-jarige Lindgren is er trots op dat hij een halve eeuw van zijn verbeelding heeft geleefd, en hij hoedt zich ervoor die verbeelding als herinneringen te bestempelen. Herinneringen veronderstellen een geheugen, en dat is niet meer dan een constructie, iets wat mensen hebben verzonnen omdat ze behoefte hebben aan geschiedenis en verhalen. De reden waarom hij inspeelt op die behoefte, is allerminst commercieel. Hij schrijft om de geheimen van het bestaan te ontsluieren.
Ondanks zijn initiële weigering dringt zijn uitgever aan: ‘Geef me eens één zinnige reden […] waarom je niet eindelijk een boek zou schrijven waar we je daadwerkelijk om gevraagd hebben? In plaats van al die krankzinnige vertellingen waarop we helemaal niet zaten te wachten.' En Lindgren begint voorzichtig te vertellen: over zijn kleurrijke grootvader, die vanuit de rugwervels door de kanker werd aangevreten; over de van de aardbodem verdwenen tante Hildur, die na vele jaren zonder bericht vanuit Canada plots om iets banaals als een recept vroeg; over zijn van het geloof afgevallen vader; over zijn stervende moeder, die, net als hijzelf, altijd overal ‘vreemd volk' is geweest, maar die wel blij was dat hij ‘ondanks alles' in zijn levensonderhoud kon voorzien; over zijn bevreemdende ontmoetingen met andere schrijvers, onder meer in de Zweedse Academie, waar Lindgren al meer dan twintig jaar stoel negen bezet.

García Márquez
In zijn recensie van de wonderlijke roman Het licht (1996) vergeleek de Nederlandse schrijver Bernlef Lindgren met de grote Zuid-Amerikaanse verteller Gabriel García Márquez, ‘maar dan kouder'. Daar zit veel in: beiden verkiezen het goede verhaal boven iets onbereikbaars als ‘de waarheid', en hun verhalen spelen op mythische plaatsen, respectievelijk Macondo en het platteland van Västerbotten.
Beiden zweren ook bij een opgewaardeerde vorm van realisme, iets dat weliswaar vanuit de werkelijkheid vertrekt, maar ze tegelijk verrijkt – we zouden het ‘magisch realisme' kunnen noemen, als die term niet zo was gecontamineerd door Hubert Lampo. De grens tussen echte herinnering en fantasie is bijna altijd onduidelijk.
Lindgrens Herinneringen heeft dezelfde status als Herinneringen aan mijn droeve hoeren van García Márquez: een bijna achteloze proeve van meesterschap van een schrijver aan het einde van zijn loopbaan. Amper 188 pagina's volstaan om te zeggen wat nog gezegd dient te worden, en het ‘verhaal' dient vooral als kapstok om alle thema's in een synthese bijeen te brengen.
‘Eigenlijk […] schrijf ik helemaal niet over de dingen waarover ik schrijf! De stof is een bijzaak, een futiliteit. De vorm is de hoofdzaak!', schrijft Lindgren. De vaak ontroerende anekdotes in Herinneringen vertonen schijnbaar niet al te veel samenhang, maar putten wel uit de bronnen van zijn oeuvre van intussen meer dan dertig titels: dood, aftakeling, de genade, de onbetrouwbaarheid van het geheugen.
Toch is het zeker geen treurig boek. Lindgren permitteert zich grapjes met de vorm. Over een jeugdherinnering schrijft hij dat hij zich toen piekfijn opkleedde, omdat hij wist dat er in Herinneringen over hem zou worden geschreven. Maar vooral is er zijn kenmerkende toon, zijn droge, berustende humor. De plattelandsmensen die zijn herinneringen bevolken, zijn vaten vol gerijpte, te citeren wijsheid.
‘Ik heb ze bijna allemaal in mijn jeugd al voltooid. Nu moet ik ze alleen nog naar eer en geweten opschrijven', zegt Lindgren over zijn eigen boeken. Op het einde van Herinneringen ordent hij nog wat onderwerpen voor volgende romans. Hopelijk kan hij ze nog allemaal schrijven.


Torgny Lindgren / Herinneringen / vertaling: Lia van Strien / De Geus / 188p / gepubliceerd in De Standaard der Letteren, 11 januari 2013


Geen opmerkingen:

Een reactie posten