Knausgård
is de laatste tijd niet weg te denken uit de literaire actualiteit, en dat
blijft nog wel even zo. Na het unieke Engelen
vallen langzaam begon hij aan de romancyclus Mijn
strijd . Nadat de sterauteur in Vader had geschreven
over de traumatiserende dood van zijn vader en in Liefde over
zijn getroebleerde gezinsleven, behandelt hij in Zoon zijn
kindertijd.
Vanaf
de eerste pagina is dit boek vintage Mijn strijd : het eigen
leven als onderwerp, een bijna obsessieve documentatiedrang en geregeld een
essayistische uitwijding. Hij beschrijft, in groter detail dan noodzakelijk is,
hoe zijn vader, moeder, broer en hijzelf als baby van acht maanden in de zomer
van 1969 vanuit Oslo aankomen in een nieuwbouwwijk op het Zuid-Noorse eiland
Tromøya. Hij lardeert die episode met zijn visie op de Noorse
maatschappij-opbouw na de Tweede Wereldoorlog. Als eerste generatie moesten
zijn ouders hun leven zien te ordenen tijdens de grootscheepse
centralisatiebeweging van de overheid.
Angst
‘Ik
hoef alleen maar in gedachten de deur open te doen en naar buiten te stappen en
de beelden stromen me al tegemoet', schrijft Knausgård. Voor zijn zesde heeft
hij alles alleen van horen zeggen, maar daarna komen zijn herinneringen in
gulpen naar buiten: zijn angsten en weinige vrienden, zijn kwajongensstreken en
scabreuze avonturen, zijn christelijke inspiratie, zijn liefde voor The Beatles
en voetbal, zijn punkgroepje Bloedprop, zijn groeiende verlangen naar meisjes.
Naar goede gewoonte ontziet hij zichzelf allerminst: ‘Mijn hele wezen, mijn
preoccupatie met kleren, mijn lange wimpers en mijn zachte wangen, mijn
betweterige gedrag en slecht verholen goede schoolprestaties waren in principe
reden genoeg voor een prepuberale ramp.'
Daarbij
komt nog een zware slagschaduw. In Vader was de slechte
relatie van vader Knausgård met zijn twee zonen al toegelicht, maar hier wordt
alles pijnlijk uitvoerig geduid: diens onbegrip, woede, kilheid, talent voor vernedering
en fysieke aanwezigheid vervullen de kleine Karl Ove van angst. Meer zelfs, hij
haatte hem. ‘Ik kon me met geen mogelijkheid op hem wreken. Behalve in mijn
gedachten en in mijn fantasie, die zo geprezen werd, daar kon ik hem
kapotmaken', schrijft hij. Om te ontsnappen, fantaseert hij over de dood. Zijn
moeder redt hem: ‘Als zij er niet geweest was, dan was ik alleen met papa
opgegroeid, en dan zou ik mezelf vroeger of later op de een of andere manier om
zeep gebracht hebben.'
De
sleutelvraag van Zoon is waarom Knausgård zo diep blijft
ingaan op zijn verleden. Hij gelooft dat hij, als hij maar diep genoeg in
zichzelf woelt, universele waarheden zal vinden. Daarin is Knausgård
onvermoeibaar, in die mate dat het hem onmogelijk lijkt om dingen weg te laten
– de boerderij van zijn grootouders, bijvoorbeeld, beschrijft hij absurd
gedetailleerd. Door de alledaagsheid zo radicaal door te trekken, verheft
Knausgård ze tot de kwintessens. Eerlijkheid is daarbij van groot belang – of
beter: eerlijkheid als intentie, want hij beseft als geen ander dat voor het
geheugen niet de waarheid het hoogste goed is, maar het eigenbelang.
Toch
is, op de haat voor zijn vader na, het overheersende gevoel in Zoon niet
die kenmerkende mengeling van verdriet, ergernis en woede. Het boek is
doordesemd van geluk, verwondering en verlangen. De jonge Knausgård groet 's
morgens de dingen, en ontdekt altijd wel iets nieuws. De schrijver vat
meesterlijk de schijnbare eindeloosheid van het alledaagse, zo eigen aan de
kindertijd.
Knausgård
is een auteur voor wie het onderwerp niet zo belangrijk is: hij fascineert
bijna altijd, ondanks het gebrek aan spanning, humor en sensatie. Zijn radicale
programma, de vernieuwing van de literatuur en het einde van de fictie, blijft
moeiteloos overeind, op een manier die na al die honderden pagina's nog steeds
moeilijk te verklaren valt. Hij blijft verder zoeken naar een nieuwe vorm voor
een ambitieuze nieuwe taal: een versmelting van plotloze fictie en
gereconstrueerde non-fictie. Zoon is prachtig, maar Knausgård
heeft ons verwend gemaakt, en Vader en Liefdezijn
gewoon beter.
Karl
Ove Knausgård / Zoon / vertaling: Paula Stevens / De Geus / 443p / gepubliceerd
in De Standaard der Letteren, 22 maart 2013
Geen opmerkingen:
Een reactie posten