donderdag 15 augustus 2013

zoon - karl ove knausgård

Knausgård is de laatste tijd niet weg te denken uit de literaire actualiteit, en dat blijft nog wel even zo. Na het unieke Engelen vallen langzaam begon hij aan de romancyclus Mijn strijd . Nadat de sterauteur in Vader had geschreven over de traumatiserende dood van zijn vader en in Liefde over zijn getroebleerde gezinsleven, behandelt hij in Zoon zijn kindertijd.
Vanaf de eerste pagina is dit boek vintage Mijn strijd : het eigen leven als onderwerp, een bijna obsessieve documentatiedrang en geregeld een essayistische uitwijding. Hij beschrijft, in groter detail dan noodzakelijk is, hoe zijn vader, moeder, broer en hijzelf als baby van acht maanden in de zomer van 1969 vanuit Oslo aankomen in een nieuwbouwwijk op het Zuid-Noorse eiland Tromøya. Hij lardeert die episode met zijn visie op de Noorse maatschappij-opbouw na de Tweede Wereldoorlog. Als eerste generatie moesten zijn ouders hun leven zien te ordenen tijdens de grootscheepse centralisatiebeweging van de overheid.

Angst
‘Ik hoef alleen maar in gedachten de deur open te doen en naar buiten te stappen en de beelden stromen me al tegemoet', schrijft Knausgård. Voor zijn zesde heeft hij alles alleen van horen zeggen, maar daarna komen zijn herinneringen in gulpen naar buiten: zijn angsten en weinige vrienden, zijn kwajongensstreken en scabreuze avonturen, zijn christelijke inspiratie, zijn liefde voor The Beatles en voetbal, zijn punkgroepje Bloedprop, zijn groeiende verlangen naar meisjes. Naar goede gewoonte ontziet hij zichzelf allerminst: ‘Mijn hele wezen, mijn preoccupatie met kleren, mijn lange wimpers en mijn zachte wangen, mijn betweterige gedrag en slecht verholen goede schoolprestaties waren in principe reden genoeg voor een prepuberale ramp.'
Daarbij komt nog een zware slagschaduw. In Vader was de slechte relatie van vader Knausgård met zijn twee zonen al toegelicht, maar hier wordt alles pijnlijk uitvoerig geduid: diens onbegrip, woede, kilheid, talent voor vernedering en fysieke aanwezigheid vervullen de kleine Karl Ove van angst. Meer zelfs, hij haatte hem. ‘Ik kon me met geen mogelijkheid op hem wreken. Behalve in mijn gedachten en in mijn fantasie, die zo geprezen werd, daar kon ik hem kapotmaken', schrijft hij. Om te ontsnappen, fantaseert hij over de dood. Zijn moeder redt hem: ‘Als zij er niet geweest was, dan was ik alleen met papa opgegroeid, en dan zou ik mezelf vroeger of later op de een of andere manier om zeep gebracht hebben.'
De sleutelvraag van Zoon is waarom Knausgård zo diep blijft ingaan op zijn verleden. Hij gelooft dat hij, als hij maar diep genoeg in zichzelf woelt, universele waarheden zal vinden. Daarin is Knausgård onvermoeibaar, in die mate dat het hem onmogelijk lijkt om dingen weg te laten – de boerderij van zijn grootouders, bijvoorbeeld, beschrijft hij absurd gedetailleerd. Door de alledaagsheid zo radicaal door te trekken, verheft Knausgård ze tot de kwintessens. Eerlijkheid is daarbij van groot belang – of beter: eerlijkheid als intentie, want hij beseft als geen ander dat voor het geheugen niet de waarheid het hoogste goed is, maar het eigenbelang.
Toch is, op de haat voor zijn vader na, het overheersende gevoel in Zoon niet die kenmerkende mengeling van verdriet, ergernis en woede. Het boek is doordesemd van geluk, verwondering en verlangen. De jonge Knausgård groet 's morgens de dingen, en ontdekt altijd wel iets nieuws. De schrijver vat meesterlijk de schijnbare eindeloosheid van het alledaagse, zo eigen aan de kindertijd.
Knausgård is een auteur voor wie het onderwerp niet zo belangrijk is: hij fascineert bijna altijd, ondanks het gebrek aan spanning, humor en sensatie. Zijn radicale programma, de vernieuwing van de literatuur en het einde van de fictie, blijft moeiteloos overeind, op een manier die na al die honderden pagina's nog steeds moeilijk te verklaren valt. Hij blijft verder zoeken naar een nieuwe vorm voor een ambitieuze nieuwe taal: een versmelting van plotloze fictie en gereconstrueerde non-fictie. Zoon is prachtig, maar Knausgård heeft ons verwend gemaakt, en Vader en Liefdezijn gewoon beter.


Karl Ove Knausgård / Zoon / vertaling: Paula Stevens / De Geus / 443p / gepubliceerd in De Standaard der Letteren, 22 maart 2013


Geen opmerkingen:

Een reactie posten